“Viking is mijn cluppie”

In de sportlights:

Danny van der Klift

KV Viking

[WIJK BIJ DUURSTEDE] Zijn hart ligt bij korfbalvereniging Viking. De dynamische, gemengde teamsport en de kleine, hechte, actieve vereniging, het maakt dat de 22-jarige student commerciële economie Danny van der Klift vaker op het korfbalveld en in de sporthal te vinden is dan thuis. Hij speelt, traint, organiseert en bestuurt, en is altijd bereid om zijn handen uit de mouwen te steken: “Viking is mijn cluppie!”.

Danny komt al vroeg met korfbal in aanraking. Terwijl zijn zus speelt, kijkt hij naar de wedstrijden en oefent aan de rand van het veld stiekem zelf wat met een bal. Het traditionele schoolkorfbaltoernooi geeft hem het laatste zetje: hij is verkocht en begint op zijn 7e bij de F-jes.

“Een mooie, dynamische teamsport”, vertelt Danny. “Een typische familiesport ook. Hartstikke leuk, zeker omdat teams uit jongens en meisjes bestaan.”

Nu, 15 jaar later, speelt hij in de Senioren-klasse en zet hij zich als vrijwilliger bovengemiddeld in voor ‘zijn’ club. “Viking is een kleine, hechte en gezellige vereniging. Iedereen voelt zich erbij betrokken. Ook oud-spelers komen nog vaak bij wedstrijden kijken en natuurlijk hun club aanmoedigen. Een unieke sfeer! We hebben zelfs een eigen supportersvereniging: V-side. Ja, ik ben er echt trots op.”

Viking is bovendien een actieve vereniging, waar van alles voor de leden wordt georganiseerd. Jeugdkamp, jeugddisco, playbackshow, het is er allemaal. “Niet iedereen zit erop te wachten, maar velen vinden het superleuk”, zegt Danny. “We willen graag wat extra bieden. Om de leden een plezier te doen, maar natuurlijk ook om hen bij de club te betrekken, en als lid te behouden, ook als ze gaan studeren.”

Danny, student commerciële economie aan de HU en teamleider Verkoopklaar bij Albert Heijn Steenstraat, is nooit gestopt. Sterker nog: diep in zijn hart komen korfbal en Viking op nummer 1. Hij hoopt binnenkort af te studeren op een onderzoek naar imago en social media bij de landelijke korfbalbond en hij is bij Viking behalve ‘gewoon lid’ ook trainer, bestuurslid, en (mede)organisator van diverse evenementen zoals het jeugdkamp, de jeugddisco en de afsluitende BBQ. En altijd voor een klusje te vinden.

“Mooi, het plezier dat ik anderen kan geven”, motiveert hij zijn vrijwilligerswerk. “Laatst bij de jeugddisco keken kinderen hun ogen uit en genoten zichtbaar. Super om iets te organiseren waardoor anderen een lach op hun gezicht krijgen. Bovendien geeft het voldoening en is het heel gezellig om samen iets te organiseren of om anderen te trainen. Vaak vertellen kinderen die ik train honderduit over school of vakantie. Zo leuk! En natuurlijk doe ik ook veel ervaring op.”

Vrijwilligerswerk vindt hij heel normaal. “Voor wat hoort wat. Een vereniging geeft je iets, dan moet je daarvoor ook iets terugdoen. Van huis uit heb ik dat meegekregen: elkaar helpen, klaarstaan voor een ander, samenwerken. Natuurlijk zit mijn week tegenwoordig volgepland, maar het is dankbaar werk en heel gezellig. En met z’n allen bereik je meer dan in je eentje.”

Jan Jansen (65) is na pensionering weer aan het werk

"Met pensioen? Mooi niet!"

BUNNIK - Sommigen kijken reikhalzend uit naar hun pensionering. Anderen vinden hun werk veel te leuk en willen helemaal niet met pensioen. Zoals Bunniker Jan Jansen (65). In maart dit jaar moest hij met pensioen, hoewel hij niet wilde. Na een halfjaar thuiszitten is hij inmiddels weer aan de slag!

Na 44 jaar te hebben gewerkt en een dienstverband van 38 jaar bij de gemeente Bunnik moet Jan, die op de gemeentewerf met een vrachtwagen containers leegt en gesnoeid hout afvoert, in maart 2014 met pensioen. Hij heeft immers de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Ook al heeft hij er récht op, hij wíl helemaal niet. "Ik vind mijn werk geweldig! Het is afwisselend werk, ik heb veel vrijheid en er is een goede sfeer. Al die jaren ging ik met plezier naar mijn werk."

Jan vraagt de gemeente om hem dan in elk geval een nul uren contract te geven, maar de gemeente weigert. "Waarschijnlijk wilden ze geen precedent scheppen. Tja, het was dus ineens over en uit."

De overstap van 50 uur per week werken naar plots 'thuiszitten en niets doen' is groot. Van vissen en reizen houdt hij niet, hij geniet een paar dagen van de zon, schildert het huis en... verveelt zich. "Aan mijn grote hobby's, brandweer en fotografie, kon ik nu wel wat meer tijd besteden, maar ik miste mijn werk, de vastigheid. Ik was altijd met mijn handen bezig geweest, en nu deed ik niets meer."

Jan overweegt om als zzp'er aan de slag te gaan, maar schrikt van de hoge kosten die een aansprakelijkheidsverzekering met zich meebrengen. Hij legt zich bij de situatie neer: (betaald) werken zit er niet meer in. Tot hij in september benaderd wordt door een aannemer die ingehuurd wordt door de gemeente. "Deze man snoeide vanuit een hoogwerker én deed mijn vroegere werk. Omdat hij eigenlijk te veel werk had, vroeg hij mij of ik voor hem wilde komen werken. Daarover hoefde ik geen seconde na te denken! Ik ben nu officieel bij hem in dienst en doe nu weer mijn oude werk! Geweldig!", vertelt hij stralend.

Zit Jan op zijn 70e nog altijd op de vrachtwagen? "Nee, ik merk wel dat de jaren gaan tellen. Bovendien wordt de gemeentewerf in juli 2015 door de RMN overgenomen, inclusief werknemers. Dan is het toch echt over en uit. Maar daar heb ik geen moeite mee... Nou ja, denk ik nu. In elk geval vindt mijn vrouw Ineke het wel heel fijn dat ik straks wel wat vaker thuis ben."

Tekst en foto: Marijke Dekker

Afghaanse Leiloma bouwt in Wijk bij Duurstede nieuw bestaan op

"Ik voelde mij een gast zonder uitnodiging"

WIJK BIJ DUURSTEDE - Tot 2000 had ze nog nooit van Nederland gehoord; nu is het haar thuis en spreekt ze de taal vloeiend. De van oorsprong Afghaanse Leiloma Torabi Mohammadi (44) woont samen met haar man Abdullah (52) en hun vier kinderen in een flatje in Wijk bij Duurstede, en voelt zich thuis en veilig. "Dit is nu ons plekje,hier ligt onze toekomst, ik ben heel gemotiveerd."

De wieg van Leiloma staat in Kabul, de hoofdstad van Afghanistan. Ze doorloopt de middelbare school en begint aan een studie om lerares Duits te worden. Na één jaar studie trouwt ze, trekt bij Abdullah en zijn familie in het dorpje Sarasiab-e-chahardehi in en raakt vrijwel direct zwanger. Ze stopt met haar studie, maar kan als onderwijzeres op een basisschool in de buurt aan de slag.

Ze leiden een prettig leven - in vrijheid en in een schoon, mooi land. Tot de Taliban de macht grijpt. "Meisjes mochten niet meer naar school, mannen moest hun baarden laten staan en traditionele kleding dragen, en wij mochten alleen met een burka over straat. Het werd vrouwen afgeraden om naar buiten te gaan. Ook was ik bang dat er iets zou gebeuren, ook al omdat zo'n burka eenvoudig verschuift en ik de weg niet zou kunnen zien. Een keer ging ik toch naar buiten. Om stoffen uit te zoeken, waarvan een kleermaker een mooie jurk voor een feest zou maken. Omdat ik de stof goed wilde bekijken, deed ik even mijn burka omhoog, maar de verkoper riep verschrikt dat ik dat echt niet moest doen. We zouden kunnen worden geslagen."

Vluchten
De situatie wordt steeds moeilijker en uiteindelijk onhoudbaar. Het gezin besluit halsoverkop te vluchten, samen met de zus van Abdullha. Als Leiloma aan die periode terugdenkt, zijn even weer de angst en het verdriet zichtbaar op het lachende en vriendelijke gezicht.  "We hadden geen tijd om te kiezen. We hebben alleen tegen de smokkelaars gezegd dat we naar een veilig land wilden." Met drie kleine kinderen reizen ze ruim een maand van smokkelaar naar smokkelaar. Lopend, met de trein, bus, boot en vrachtauto. "Ik was zo bang. Ik had geen idee waar we waren, waar we heen moesten, waar we zouden stoppen. Bang dat er bij het volgende punt geen nieuwe contactpersoon zou staan, en we aan ons lot werden overgelaten. Wat moesten we dan? We konden niet meer terug."

Uiteindelijk arriveren ze met een busje in Zevenaar, in Nederland. "Ik voelde mij als een gast zonder uitnodiging. Het was zo moeilijk. Drie dagen lang heb ik alleen maar gehuild. Daar stonden we. Op straat. De politie heeft onze ondergebracht in een groot gebouw met andere vluchtelingen. Ik was altijd bang geweest voor de politie, en vond het moeilijk om hen nu te vertrouwen. Ik durfde niet naar binnen. Maar een aardige politieagent stelde mij gerust en zei in het Engels 'Kom maar, meisje'."

Broodje kaas
Binnen krijgen ze broodjes met kaas. "Het leek mij zo vies! Ik had nog nooit gele kaas gegeten. Gelukkig waren er wel lekkere Hollandse appels. Verse, net als in Wijk bij Duurstede!"

Leiloma heeft geen idee waar ze is en hoort van een tolk dat ze in Nederland is. "Nog nooit van gehoord! Tot hij vroeg of ik Holland kende. Ja, dat had ik eens in een boek gezien. Toen ik besefte dat we dichtbij Duitsland waren, was het goed, voelde ik mij veilig."

Na veel omzwervingen langs AZC's krijgen ze in 2001 een flatje in Wijk toegewezen. Vijf maanden eerder vindt een wel heel bijzondere ontmoeting plaats. "Abdullah en ik liepen voor het eerst van ons leven op Hoog Catharijne. Druk, alles nieuw, alles groot. Plots zag Abdullah daar de man van mijn zus lopen. Ik dacht dat het een grapje was, maar keek toch maar en geloofde mijn ogen niet. Jarenlang had ik hen niet gezien. Ik wist alleen dat zij binnen Afghanistan waren gevlucht, maar daarna had ik nooit meer iets gehoord. En nu vonden we elkaar terug op HC..! Zij wonen ook in Wijk bij Duurstede. En dat terwijl de familie verspreid over de wereld woont. Ik kon alleen maar huilen. Tranen van blijdschap en geluk!"

Lieve mensen
In hun nieuwe woonplaats worden ze liefdevol opgevangen. Door Elisabeth, die haar helpt met inrichten en schilderen. Door Renate, die haar wegwijs maakt en haar helpt om de kinderen naar school en naar zwemmen te brengen. Door Maja, die haar Nederlands leert. En door kraamhulp Lisette met wie zij nog altijd goed bevriend is en die haar 'met alles helpt'.

Nu ze sinds 2006 een verblijfstatus en paspoort heeft, mag Leiloma studeren en werken, en echt een nieuw bestaan opbouwen. Inmiddels heeft ze haar rijbewijs gehaald en is ze begonnen met een opleiding Maatschappelijk Werk, die ze om medische redenen helaas heeft moeten staken. Wel werkt ze momenteel enthousiast als vrijwilliger bij de Formulierenbrigade in Zeist.

Terug naar Afghanistan kan ze niet, wil ze ook niet meer, in het belang van haar kinderen. "De toekomst van mijn kinderen ligt hier. En zij zijn mijn leven."

Apart citaat:

"Ik geloofde mijn ogen niet: al jarenlang was ik mijn zus kwijt, en plots zag ik haar man op HC lopen! Ik kon alleen maar huilen. Tranen van blijdschap en geluk!"

Tekst en foto: Marijke Dekker

Lisette nam als kleuter afscheid van Zuid-Afrika

"Zuid-Afrika: land vol tegenstellingen"

WIJK BIJ DUURSTEDE - Stralend en enthousiast vertelt ze de mooiste verhalen. In zuiver Nederlands. Op het eerste gezicht een gewone Nederlandse vrouw. Toch verlangt haar hart af en toe stiekem naar Zuid-Afrika, haar geboorteland. Vorig jaar keerde Lisette van ‘t Nedereind (43) samen met man Erik en zoons Niek (16), Stan (15) en Chiel (10) voor het eerst terug. Voor een vakantie. Wonen wil ze er niet meer: "Ik wil niet dat onze kinderen opgroeien in een land waar het verschil tussen arm en rijk zo groot is."

Haar wieg staat in Alberton, een klein dorpje vlakbij Johannesburg. De Nederlandse ouders van Lisette zijn zeven jaar eerder met de boot naar Zuid-Afrika geëmigreerd om daar een nieuw bestaan op te bouwen. "Vooral mijn vader hield van reizen, wilde andere landen zien, in andere landen wonen."

Het gezin bouwt een vriendenkring op en is er gelukkig, maar besluit in 1976 toch terug te keren naar Nederland. "Belangrijkste reden was de Apartheid. Mijn ouders vonden dat echt heel erg." De kleine Lisette is dan vijf jaar. Het gezin verruilt het grote, vrijstaande huis met - donkere - huishoudster en tuinman voor een klein flatje in Gorinchem, vlak bij een spoorbaan. Verschrikkelijk, vindt Lisette het. "Ik was zó bang! Echt vreselijk. Traumatisch was het. De drukte, de spoorbaan, de flat, alles dicht op elkaar gebouwd. En het was zó koud.... Het was winter toen we aankwamen. Ik was de warmte van de Afrikaanse zon gewend. Ik vond Nederland maar akelig. Ook mijn vader had heimwee."

Zuid-Afrikaans verleerd
Als het gezin enkele maanden later naar een klein dorpje verhuist, gaat voor Lisette de zon weer schijnen. "Het was daar fijn en ik voelde me op mijn gemak. De school was leuk, ik kreeg vriendinnetjes en leerde snel goed Nederlands praten. In Zuid-Afrika spraken we thuis Nederlands, maar buiten de deur ook veel Zuid-Afrikaans en Engels. Vreemd genoeg spreek ik nu geen Zuid-Afrikaans meer, en versta het met moeite. Ook mijn uitspraak is niet meer goed. Die kennis is heel snel weggezakt; ik richtte mij onbewust helemaal op de Nederlandse taal."

Ondanks het gemis van de schitterende Afrikaanse natuur, merkt de opgroeiende Lisette ook positieve verschillen tussen de beide landen. Ze vindt het heerlijk om in Nederland zomaar haar fiets te kunnen pakken, bij vriendinnetjes te kunnen gaan spelen, op straat of in een speeltuintje te spelen en zelfs 's avonds veilig te zijn. "Die vrijheid was en is fantastisch. Dat is in Zuid-Afrika ondenkbaar. Ik was gewend om in ons huis en in onze tuin te spelen. Eigenlijk zit je opgesloten in je eigen huis. Ook nu leven blanken in Zuid-Afrika op die manier. Fietsen kun je er niet, en kinderen worden door hun ouders met de auto naar school gebracht."

Thuis
In 2013 gaat Lisette samen met haar moeder en haar gezin voor het eerst terug naar haar geboorteland. Haar vader kan helaas niet meer mee; een jaar eerder overleed hij plotseling. Een prachtige, indrukwekkende reis. "Mijn geboortehuis stond er nog. En ik herkende weer de taal, specifieke uitdrukkingen. Het zit toch nog ergens in mijn brein. Het zorgde er ook voor dat ik mij direct weer thuis voelde."

Grote verschillen
Lisette vindt het belangrijk om hun zoons te laten zien dat de wereld groter is dan Nederland, dat niet iedereen het zo goed heeft als zij. "De krottenwijken, de armoede, het enorme verschil tussen arm en rijk: heel confronterend. Bij benzinestations en in restaurants zie je donkere mensen de pomp bedienen of het eten serveren, terwijl de bedrijfsleider blank is. Veel donkere werknemers krijgen geen salaris en moeten leven van de fooien die ze krijgen. Vreselijk. Ze wonen vaak in krotten en gaan lopend langs de snelweg naar hun werk, veel blanken wonen in ommuurde huizen, komen zo min mogelijk buiten, en doen met de auto boodschappen bij een 'mall' waar een donkere man op de auto past en weer een andere de boodschappen in tassen pakt. Zo wil ik niet leven."

Afrika lonkt
Wonen wil ze er niet meer, maar het land blijft haar lokken. "Het is een prachtig land met gastvrije en vriendelijke mensen. De natuur is afwisselend en overweldigend. Om de big five in het echt te zien, is indrukwekkend. Ik kan net als mijn vader enorm genieten van de natuur, de rust en de warmte van het Afrikaanse land."

"Als ik 's ochtends vroeg wakker werd in het Kruger National Parc en bij zonsopgang naar de rivier ging om samen met mijn gezin te luisteren naar het ontwaken van de dieren en de vogels, dan genoot ik zo. Ik ben mijn vader zo dankbaar dat hij in 1964 het besluit nam om samen met mijn moeder het Afrikaanse avontuur aan te gaan. Als ik aan die momenten terugdenk, verlang ik naar Afrika en naar mijn grote vriend, mijn vader."

Verlangen naar Afrika
Ze lijkt, net als haar zonen, in veel op haar vader. Ook de drang om mensen te helpen, heeft ze niet van een vreemde. "Over een paar jaar wil ik beslist naar Oeganda, om daar enkele maanden vrijwilligerswerk te verrichten. In een vluchtelingenkamp, bij Aids-patiëntjes, in een weeshuis, zoiets. Ik voel mij 100% Nederlandse, maar Afrika zit wel in mijn hart."

Tekst en foto: Marijke Dekker

Ik verlang

Ik zie de bladderende eucalyptus

de nevel op het land

ik voel de zonnewarmte

branden op het rode zand

van ver zie ik de bliksemflitsen

wolken grauw gekleurd

zij brengen wind gedreven

de smartelijk verwachte regen

grote druppels vallen

stofputjes in het rulle zand

verrukt ruik ik de geuren

voel lijfelijk de sterke band

in het schemerduister

hoor ik Afrikaanse klanken

het ritmisch blij gezang

Afrika ik hoor je

Ik verlang

Gedicht van Henk van Unen, vader van Lisette

Gedeporteerd uit Ethiopië, Eritrea ontvlucht en vanuit Kenia in Nederland uitgenodigd

"Een moeilijk leven en mijn geloof maken mij nog sterker"

 

HOUTEN - Dankbaar is ze. Dankbaar dat ze nu veilig is. Dankbaar ook dat ze samen met haar kinderen Yonass (10) en Hana (7) een mooi huis heeft, met lekker water, een wasmachine, een douche en een toilet. De situatie van Azeb Tewolde was nog niet zo lang geleden compleet anders. "Het is donker geweest, maar nu voelt het alsof in de vroege ochtend de zon gaat schijnen. Het mooiste is nu begonnen."

Azeb wordt geboren in Addis Abeba, de hoofdstad van Ethiopië. Met haar Ethiopische vader, haar uit buurland Eritrea afkomstige moeder en haar broertjes en zusjes groeit ze daar op en gaat naar de middelbare school. Haar vader overlijdt vroegtijdig, en als in 1998 de oorlog tussen Ethiopië en Eritrea uitbreekt, wordt het gezin gedeporteerd naar Eritrea.

Bijbel? Gevangenis!
Daar is de situatie extreem onveilig. "Vooral Christenen hadden geen vrijheid. Als je de Bijbel las of met iemand over God sprak, was de kans groot dat je in de gevangenis verdween: een container midden in de woestijn. Ook moesten alle mannen én vrouwen tot 45 jaar in dienst - meevechten  in een oorlog waar ik niet achter stond. Ik moest kiezen tussen leven en dood."

Maar zomaar vertrekken is geen optie. Mensen mogen niet hun mening geven, niet het land verlaten. Het gezin besluit te vluchten. Azeb kiest voor Kenia, haar moeder, zussen en broers komen via andere vluchtroutes uiteindelijk terecht in verschillende delen van de wereld: Australië, Duitsland, Zweden en Amerika.

De dan 25-jarige Azeb wordt opgevangen in een vluchtelingenkamp in Kenia. "Ik was arm, maar redelijk veilig. Samen met 70.000 andere vluchtelingen uit allerlei landen, ondergebracht in verschillende afgebakende communities. Toch moest je uitkijken dat je niet opviel of iemand boos maakte - het kon je je leven kosten." In het kamp ontmoet ze een man met dezelfde roots als zij, bij wie ze in de tent mag wonen. Daar wordt Yonass geboren.

Koelkast
Na drie jaar verblijf in het vluchtelingenkamp, besluit de UNHCR in 2006 dat het gezin nooit zal kunnen terugkeren en om die reden het kamp moet verlaten. Per toeval krijgen zij Nederland toegewezen, waar ze als uitgenodigde vluchtelingen heen zullen gaan. "Ik had nog nooit over Nederland gehoord.

De IND en COA hielden een presentatie over het land. Er werd ons verteld dat we ons als in een koelkast zouden voelen. Dat was even schrikken. Wij waren de woestijn gewend, met dag en nacht hitte." Ook wordt verteld over fietsen, scholen en... toiletten. "Wij kenden alleen een gat in de grond. Gewoon in de buitenlucht. Daarboven hurk je." Later in Nederland zouden ze les daarover krijgen, omdat sommige landgenoten op de bril gingen staan en dan hurkten.

Geldmuur
Azeb leert de nieuwe, moeilijke taal, leert in drie dagen fietsen, leert boodschappen doen bij de Lidl en op de markt - "niet meer de hele dag in de rij te hoeven staan voor levensmiddelen!"- en vindt vooral de 'geldmuur' geweldig. "Even pinnen, en het geld komt uit de muur!"

Oma Gerda
In Amersfoort wordt Hana geboren en krijgt Azeb een huis in Houten toegewezen. Ze boft met haar buren. Zoals 'oma' Gerda Visee. "Zo'n lieve vrouw! Elke maandavond eten we met elkaar en ze helpt bij het opvoeden. De kinderen zijn gek op haar en roepen telkens 'Tot maandag, oma!'"

Wonder
Ook via de kerk komt Azeb met veel lieve mensen in contact, die haar graag helpen. Vooral Cees en Jacoline den Hertog blijken schatten. "Ze helpen mij echt met alles. Ze hebben de vloer in mijn huis gelegd - eigenlijk letterlijk de basis van mijn nieuwe bestaan! -, hangen lampen op, brengen ons naar een vakantieplek, zetten de tent op, halen ons weer op, lachen en huilen met me. Echt een wonder." Van Jacoline, die als leerkracht werkzaam is, mag Azeb een jaar lang eens per week meedraaien in de klas. Om te zien wat en hoe de kinderen leren. 

Sinterklaas
Via de school van de kinderen leert Azeb ook Corrie Hulsman kennen. Ze komen bij elkaar over de vloer, de kinderen logeren over en weer, en al jarenlang wordt met zo'n 15 personen samen Sinterklaas gevierd. "Zo'n gezellig feest!"

Ook al is ze hier inmiddels 'geland', een onbestemd verlangen naar haar moederland blijft. "Ik voel mij toch altijd nog een buitenstaander. Ook kan ik de gezichten niet 'lezen'. Wat denken, wat voelen mensen? Wij schreeuwen, huilen, gillen, lachen, praten eerlijk en vrij, uiten ons. Nederlanders blijven vaak vlak, 'normaal'."

Ook de taal blijft een hobbel. "Als meisje stond ik elke dag om 4 uur op om mijn moeder met het huishouden te helpen voordat ik naar school ging. Tijdens het werk praatten we veel. Dat mis ik. Zij was mijn beste vriendin. Mijn eigen kinderen spreken alleen nog maar Nederlands en verstaan mijn taal niet meer. Ook zijn ze veel buiten. Aan tafel zit mijn hoofd vol en kan ik de juiste woorden niet vinden. Daarom blijft het vaak beperkt tot 'we gaan eten' en 'naar bed'."

Bedkamer of badkamer?
Azeb heeft net de opleiding 'verzorgende' afgerond, maar werkt momenteel nog als hulp in de huishouding. Hoewel ze goed Nederlands spreekt, kunnen er soms misverstanden ontstaan. Zo liep een dame eens vuurrood aan toen ze Azeb in haar slaapkamer aantrof, terwijl ze had gevraagd om de badkamer schoon te maken. "Ik dacht echt dat ze de 'bedkamer' bedoelde. Dat was even schrikken!"

Tekst en foto: Marijke Dekker

Apart citaat:

Het voelt alsof in de vroege ochtend de zon gaat schijnen. Het mooiste is nu begonnen.

Lisa Peek verruilde Amerika voor Nederland

"Vaar op je passie en je talenten"

Ondernemend en maatschappelijk actief was ze altijd al. Ze heeft wilskracht, doorzettingsvermogen. Maar nu sprankelen haar ogen extra. Voor het eerst sinds haar komst naar Nederland ontdekte ze onlangs waarvan ze écht gelukkig wordt: "Ik vroeg mij af waarom ik hier op aarde ben, waar mijn hart en mijn talenten liggen. Met de start van een eigen bedrijf wil ik varen op mijn passie en talenten."

Lisa wordt 46 jaar geleden als Lisa Eunice in een klein dorpje in Texas geboren, waarna het gezin al snel verhuist naar Richmond, Virginia. Ze groeit op, studeert systems engineering aan de universiteit en vindt als afgestudeerd ingenieur snel een goede baan. Ze doet veel vrijwilligerswerk en materieel gaat het haar voor de wind - mooie carrière, auto, appartement. Toch merkt ze dan al dat haar werk in de IT-branche haar niet genoeg voldoening geeft.

Als ze op 24-jarige leeftijd de Nederlander Hubert Peek ontmoet, die net een werkstage in Amerika heeft afgerond, springt de vonk over. Het duurt niet lang voordat Lisa voor het eerst Nederland bezoekt, om te kijken of ze hier een bestaan zou kunnen opbouwen. "We waren smoorverliefd, internet en skype bestonden nog niet, en ach, what's an ocean?"

Wilskracht
Lisa, die flink wat sollicitatiebrieven stuurt, krijgt dan al van HP te horen dat ze mag terugkomen als project manager als ze gesetteld is en Nederlands spreekt. Dat laat ze zich geen twee keer zeggen. "Zes maanden later zat ik daar opnieuw: nu voerden we het gesprek in het Nederlands. Er werd mij gezegd 'Als je alles aanpakt zoals je dit hebt aangepakt, willen we graag dat je voor ons komt werken!'."

Met een grote mate van doorzettingsvermogen gaat Lisa aan de slag en bekwaamt zich op het James Boswell instituut verder in de Nederlandse taal. "Het was niet makkelijk, maar ik ging ervoor. Ik had een doel voor ogen. Als je de taal niet spreekt, kun je geen gesprekken voeren, het journaal niet volgen. Het maakt je wereld zo klein. Dat wilde ik beslist niet. Ik wil groot kijken en denken, wil weten wat er gebeurt, en niet belemmerd worden doordat ik de taal niet beheers."

Terugkijkend denkt dat ze het zichzelf wel erg moeilijk maakte. "Ik had natuurlijk ook Engels als een talent kunnen benadrukken en een Engelstalige baan kunnen zoeken. De lat legde ik voor mijzelf hoog. Ik heb er geen spijt van, maar zie nu wel dat ik al dat soort dingen puur op wilskracht deed. Prima, maar het kost wel veel energie. Dat is een leerpunt."

In die beginperiode vindt Lisa veel steun bij Hubert en zijn familie én bij het International Women's Contact Utrecht, een sociaal netwerk voor vrouwen die afkomstig zijn uit het buitenland. "Een aanrader voor iedereen die voor korte of langere tijd hier woont. In de tien jaar dat ik lid was, en ook nog enige tijd voorzitter ben geweest, hebben we veel steun aan elkaar gehad."

Cultuurshock
Lisa ervaart Nederland als een fijn en veilig land, maar ziet ook cultuurverschillen. "'Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg!' is typisch Nederlands gedachtegoed. Dat staat haaks op de Amerikaanse lifestyle waarbij mensen zich maximaal laten zien, ervoor gáán en zich niet laten afremmen. Terugkijkend heb ik mij als jonge vrouw hierdoor onbewust laten beïnvloeden. Een ander verschil is de mate waarin Nederlanders zich verantwoordelijk voor elkaar voelen. Ik was verbaasd dat alles door de overheid wordt geregeld. Als je in Amerika wilt dat er iets gebeurt of verandert in jouw community, richt je een non-profit op en regel je het gewoon zelf."

Krachtig Krommerijn
Ze mist het maatschappelijk actief zijn en vindt een uitdaging in het trekken van de NL DOET campagne in Zeist, een landelijke vrijwilligersdag. In Bunnik is ze medeoprichter van stichting Krachtig Krommerijn, die de link legt tussen non profit organisaties en bedrijven.

Na de verkoop van hun Landgoed de Beesde gaat ze met behulp van het programma '365 Dagen Succesvol' op zoek naar haar echte passie en talenten. "Als ik terugkijk, zie ik dat mijn passie ligt in mensen helpen hun tijd, kennis, netwerk, en/of geld te geven aan goede doelen die zij belangrijk vinden. Als ik daarmee bezig ben, voel ik mij 'thuis in mijzelf', straal ik en sta ik echt in mijn kracht. Dat is een signaal dat je op het terrein van je passie en talenten zit!"

Impact
Met haar passie en talenten als basis bouwt ze nu een nieuw bedrijf - The Impact Ripple - om mensen te begeleiden in het 'Geven met Impact'. Lisa: "Tegenwoordig worden mensen overspoeld met verzoeken om allerlei goede doelen te steunen. Ik help ze bewuste, proactieve keuzes te maken om hun tijd, kennis, middelen of geld in te zetten voor sociale problemen die zij opgelost willen zien."  

"Als ik een advies mag geven aan alle nieuwe Nederlanders: 'Ga je passie en talenten volgen en ontwikkelen en je zult je heel snel thuis voelen!'”

Uitspringend citaat:

"Het is niet waar je vandaan komt, niet waar je geboren bent, het is daar waar het goed met je gaat, waar je thuis is." Bright Richards

Tekst en foto: Marijke Dekker

Ali Husseini verlaat als kleuter Iran

Wereldburger met enorme overlevingsdrang

WIJK BIJ DUURSTEDE - Als kleuter verlaat Ali Husseini samen met zijn ouders en jongere zusje ‘om politieke redenen’ zijn geboorteland Iran, om maanden later uiteindelijk in Nederland neer te strijken. Het plotselinge vertrek uit zijn vaderland en de periode waarin het gezin op diverse plekken verblijft voordat er een nieuw bestaan wordt opgebouwd in ons koude kikkerlandje, vormt hem tot de man die hij nu is: een positieve, hardwerkende wereldburger met wilskracht en doorzettingsvermogen.

Tegenwoordig woont Ali (30) met zijn vrouw Elise en hun zoontje Ramien in het pittoreske Wijk bij Duurstede, maar zijn wieg stond in Teheran, in Iran. Van zijn geboorteland herinnert hij zich eigenlijk alleen het huis van zijn oma, bij wie hij veel was omdat zijn ouders beiden werkten.

Als de kleine Ali vier jaar oud is, besluit het gezin ‘om politieke redenen’ de biezen te pakken. Maandenlang reizen ze over de wereld, verblijven op allerlei plekken. Uiteindelijk strijken ze neer in Nederland, in de Zaanstreek. Ali gaat in Krommenie, waar het gezin lange tijd woont, naar school, en zit zelfs bij het broertje van Najib Amhali in de klas.

Het valt mee om een nieuw bestaan op te bouwen: “In de periode dat we ‘onderweg’ waren, heb ik veel gezien, veel meegemaakt. Dat heeft onbewust een soort ‘kameleoneffect’ veroorzaakt: ik pas mij heel makkelijk aan een nieuwe omgeving aan. Ik ging naar school, groeide op met vriendjes, en leerde Hollandse gewoonten aan. Zoals pindakaas eten…!”

888
Alleen de taal vormt even een struikelblok. “Perzisch en Arabisch zijn lastige talen, maar eerlijk gezegd is Nederlands ook een heel gekke taal! Probeer als Iraniër maar eens 888 uit te spreken…! Hilarische momenten! Gelukkig had ik in Iran op de crèche al Engels gehad. Dat is niet gebruikelijk, maar mijn ouders wilden mij zo vroeg mogelijk laten kennismaken met die taal, om later te kunnen studeren.”

Surviver
Ali studeert mondzorgkunde in Amsterdam en loopt stage in Stockholm en op Curaçao. “Het reizen en alle ervaringen en ontmoetingen als klein jochie hebben mijn karakter gevormd, zorgden ervoor dat ik een sterke overlevingsdrang heb, en een grote mate van wilskracht en doorzettingsvermogen. Ik studeerde hard en wist me bij sollicitaties goed voorbereid te presenteren en te profileren.”

In 2009 ontmoet hij Elise en een jaar later verhuist hij naar haar woonplaats Wijk bij Duurstede (“van een bruisende stad naar een oase van rust”), waar ze weer een jaar later samen de praktijk Mondzorg de Horden openen. Ook nu werkt hij hard: “We doen graag een stapje extra. De patiënt staat centraal. We luisteren naar de wensen en geven advies, ook over preventie. Goed informeren en keuzes respecteren.”

Vernederlandst
Inmiddels is Ali volledig vernederlandst: hij spreekt accentloos Nederlands, en denkt en droomt in deze taal. Toch krijgt de kleine Ramien ook bewust regelmatig Perzisch en Arabisch voorgeschoteld. “Ik probeer zo veel mogelijk in mijn moedertaal tegen hem te praten. Iedere taal die hij meekrijgt is mooi meegenomen. Zeker klanken die je voor je vierde aanleert, worden opgeslagen op je ‘harde schijf’.”

Het plotselinge vertrek uit Iran en de maandenlange omzwervingen over de wereld ervaart Ali vooral als een verrijking: “Ik kijk vooral naar de positieve kant van het verhaal. Het afscheid en het telkens weer landen en overleven – het heeft mij gevormd tot wie ik nu ben. Ik heb veel mensen en culturen leren kennen, en heb de mooie kanten daaruit gepakt. Joden, boeddhisten, atheïsten, van iedereen kun je een hoop leren.” 

Al die jaren is hij nooit meer terug gegaan naar Iran. Het huidige regime weerhoudt hem. “Mijn vrouw zou daar een hoofddoek moeten dragen, en we zouden geconfronteerd worden met allerlei beperkingen. Daar heb ik geen zin in.” Toch sluit hij niet uit dat hij ooit terugkeert naar Iran, ook al worden nu jongeren gearresteerd omdat ze in het openbaar dansen. “In de jaren ‘70/’80 was Iran meer westers dan Nederland. Wie weet wat de toekomst brengt. Iran zou zeker een goed land kunnen zijn. Daarentegen is er in Nederland sprake van een versobering van de verzorgingsstaat. Het beeld van het mooie, veilige, sociale, groene land klopt niet meer. De luxe van Europa is er een beetje af, de zorg voor ouderen is bedroevend. Ik weet niet of ik hier oud wil worden.”

Wereldburger
“Ik hecht mij niet aan een plek. Ik ben wereldburger in plaats van Iraniër of Nederlander. Ik wil graag veilig, gezond en gelukkig oud worden, en daarbij is het niet belangrijk welke vlag er wappert.”

Tekst en foto: Marijke Dekker

Martin Baraza verlaat Kenia voor de vrouw van zijn dromen

“Ik voel mij niet welkom, maar ik blijf positief”

WIJK BIJ DUURSTEDE – Stralend kijken ze elkaar aan. Ze zijn samen, en ze zijn gelukkig. Dat is het belangrijkste voor de Keniaan Martin Baraza en zijn Nederlandse vrouw Michelle. Maar het valt voor Martin niet mee om in Wijk bij Duurstede een nieuw leven op te bouwen. Hij doet zijn best: hoewel hij hier pas een half jaar is, spreekt hij al bijna vloeiend Nederlands. Ook past hij zich zoveel mogelijk aan de Nederlandse gewoonten aan. Toch lukt het nog niet om een baan te vinden. Waardoor hij zich afhankelijk voelt. Ook vindt hij onbegrip en discriminatie op zijn pad. Maar ondanks alles blijft hij positief.

Martin groeit op in een plattelandsdorpje in Kenia, maar vertrekt op 15-jarige leeftijd samen met zijn zus naar Mombasa om daar de middelbare school te volgen en aan het University College marketing te studeren. Hij werkt en studeert afwisselend: met zijn inkomsten kan hij weer een volgend traject van zijn studie betalen. Na zijn afstuderen blijkt het moeilijk om een baan te vinden en uiteindelijk gaat hij aan de slag als animatiemedewerker bij een hotel in Kenia. Om wat ervaring op te doen, werkt hij een zomer lang in Turkije – in een vijf sterren hotel in Belek.

Cupido
Maar dan schiet Cupido raak: tijdens zijn werk in het Turkse hotel ontmoet hij de Nederlandse Michelle, die daar met drie vriendinnen een weekje vakantie viert. Er bloeit een vakantieliefde op, die al snel serieuzer wordt. Een jaar later trouwt het stel in Kenia. De keuze om samen in Nederland te gaan wonen, is niet moeilijk: Michelle heeft het co-ouderschap over twee opgroeiende dochters. Martin verruilt Mombasa voor Wijk bij Duurstede.

Onbegrijpelijke taal
Het is een grote stap: hij laat alles achter en woont plots met vrouw en kinderen in een koud, regenachtig land, met een onbegrijpelijke taal. Een maand na aankomst begint hij met lessen Nederlands. Zes maanden later spreekt hij de taal bijna vloeiend: “Vooral de grammatica vind ik moeilijk, maar ik oefen veel. Vier dagen per week naar ‘school’ en dan nog huiswerk… En natuurlijk in de praktijk oefenen. Ik ben gemotiveerd, en weet dat als je een taal niet spreekt, het nog moeilijker is om een baan te vinden.”

Afhankelijk
Zijn talenknobbel, diploma’s en motivatie mogen vooralsnog niet baten: het lukt hem niet om een baan te vinden. “Mijn diploma’s worden niet erkend en ik heb het gevoel dat ik weer helemaal opnieuw moet beginnen. Bovendien ben ik gewend om alles zelf te doen, zelfstandig te zijn. Zo ben ik ook opgevoed. Als trotse Keniaan zou ik voor mijn gezin willen zorgen. Ik heb geen werk, geen uitkering, en leef van het inkomen van mijn vrouw. Dat is heel moeilijk voor mij. Ik voel mij afhankelijk, net een klein kind.”

Niet welkom
Niet alleen het weer; ook de mentaliteit voelt koud aan. Martin ondervindt veel weerstand, en voelt zich niet welkom. “Nederland is mooi, maar sommige mensen hebben moeite met mijn kleurtje. In de bus wil men niet naast mij zitten, en in een discotheek kwamen we niet binnen. Het maakt me onzeker. Ik kan beter thuisblijven, denk ik dan. Ook zie ik het soms in de ogen. Sommige mensen denken dat ik hier alleen voor het geld ben en niet vanwege de liefde. Dat is niet zo. Integendeel: ik heb alles moeten achterlaten. Mensen zien dat niet. Maar er zijn ook aardige mensen, zoals de ouders, dochters en een heel goede vriendin van Michelle, nieuwe vrienden en mijn klasgenoten.”

Gay
Wennen moet hij ook aan openlijke homoseksualiteit. Als hij voor het eerst in Amsterdam twee homo’s ziet zoenen, rollen zijn ogen bijna uit zijn hoofd: “Wow! In Kenia bestaat homoseksualiteit natuurlijk ook, maar er rust een taboe op, het gebeurt in het geheim. Ik heb er geen enkel probleem mee en heb zelf ook homoseksuele vrienden, maar ben nog steeds verbaasd als ik het zie. En mijn familie in Kenia weet niet wat ze horen!”

Moeder
Mist Martin Kenia? “Ja, vooral mijn moeder. En de mentaliteit: easy going, iedereen is welkom en altijd blije en positieve mensen. Maar ik heb mijn vrouw hier, en ik wil bij haar zijn. Mijn leven is hier en daar richt ik mij op. Nederland is nu mijn vaderland, maar Kenia blijft natuurlijk altijd mijn moederland.”

Terug naar Afrika
De twee dromen erover om in de toekomst, als de dochters van Michelle op eigen benen staan, terug te gaan naar Afrika en daar samen een bestaan op te bouwen. Ze zien het al helemaal voor zich: samen een strandtent, bed & breakfast of een hotel beginnen…

Citaat:
"Ik ben een positief mens. Het komt allemaal goed.”

Tekst en foto: Marijke Dekker

Abdo Osman ontvluchtte Somalië

“Nederland is het paradijs voor mij”

BUNNIK – Met een hoofd vol beelden van oorlog, plunderingen, moord, angst en verdriet landde de Somalische Abdo Osman in 2009 op Schiphol. Zonder familie, zonder zijn vrouw. Maar wel in een schoon en vooral veilig land. De nu 30-jarige Abdo woont inmiddels in Bunnik, volgt een MBO-opleiding, en wil dolgraag werken. Hij is geworteld: “Ik voel mij Nederlander en hou van dit land – mijn oranje voetbalshirt ligt alweer klaar voor de volgende WK-wedstrijd!”

Abdo wordt geboren in Wanlaweyn, een dorpje in het Italiaanse deel van Somalië. Zijn ouders hebben een boerderij en een winkel, en genieten samen met hun kinderen van een goed leven. Tot in 1990 de oorlog uitbreekt. In één klap wordt alles moeilijk en onveilig. De kleine Abdo is dan zes jaar oud, maar door de oorlog is het te gevaarlijk om naar school te gaan. Zijn vader, die universitair geschoold is, onderwijst hem de jaren erna zelf Engels, Arabisch en kennis over de Islam.

Het mooie leven dat hij als klein jongetje leefde is voorgoed verdwenen, en heeft plaats gemaakt voor oorlog, angst en verdriet. “Andere stammen wilden het gebied waar wij woonden, veroveren. Er werd gemoord, verkracht, geplunderd, het was verschrikkelijk.”

Op zijn 14e vindt hij werk in een klein restaurant, waar hij schoonmaakt, kookt en in de bediening werkt. Om de dochter van vrienden van zijn ouders te beschermen, trouwt hij op zijn 19e met het twee jaar jongere meisje. In 2004 wordt tot zijn grote verdriet Abdo’s vader doodgeschoten, en moet hij voor zijn jongere broertjes en zusjes zorgen.

Als de situatie verder verslechtert en de Islamitische terroristische Al-Shabaab hem wil inlijven en brainwashen, besluit Abdo samen met zijn vrouw en drie broertjes te vluchten. “Het was niet langer veilig om daar te blijven. We wilden naar Europa, naar een land waar het veilig is, waar niemand aan je kan komen.” Ze vluchten naar Mogadishu, en verder, naar Jemen. Terwijl zijn vrouw daar blijft, brengt een smokkelaar, die Abdo met eigendomspapieren van zijn huis betaalt, hem naar Nederland. “Ik had nog nooit van Nederland gehoord! Hooguit weleens van Amsterdam… Ik dacht dat Europa alleen uit Engeland bestond, en dat iedereen Engels praatte. Dat viel hier even tegen!”

Hoofd vrijmaken
Abdo landt op Schiphol, maar is in gedachten nog in Somalië. “Ik kwam net uit een oorlog. Lichamelijk was ik hier, maar geestelijk nog daar. Pas na een paar weken zag ik hoe mooi dit land is. Het is het paradijs! Alles netjes en schoon, veilig en rustig. En alles is goed geregeld. Ik heb gezien dat het zonder regels een chaos wordt!”

Vier sterren!
Abdo wordt in Bunnik op fantastische wijze opgevangen. “Vooral door Hermy Castelijn,  Mart Kellerman, Dilia van Kouwen en Anneke Visscher van Vluchtelingenwerk-Samenspraak Bunnik. Dat zijn echt vier sterren! Zij hebben mij in een moeilijke situatie en met geldproblemen geholpen. Zij zijn echt als familie voor mij, betekenen alles voor me. Zij hebben mij Nederlands geleerd, school geregeld, sponsors benaderd om 3500 euro op te halen om mijn studie te betalen, het vliegticket van mijn jongere broer Yassir (17) die sinds kort bij mij woont, betaald. Zij zijn echt engelen!”

Abdo is vastbesloten om hier een nieuw bestaan op te bouwen. “Ik wil mijn best doen! Ik wil leren en werken. M’n eigen boterham verdienen.” Hij heeft al een opleiding gevolgd tot heftruckchauffeur, en gewerkt bij een cafetaria en bij Vroeg. Nu is hij bezig met de MBO-studie elektrotechnische installaties (niveau 2) in Leiden, “maar het is heel moeilijk om werk te vinden!”

Dankbaar
“Ik ben zo dankbaar dat ik hier mag zijn. Het is hier rustig, en ik kan mijn hoofd vrijmaken van alle herinneringen. Ik wil niet meer aan Somalië terugdenken en wil hier niet meer weg! Ik heb zoveel respect voor dit land, en Bunnik is voor mij a gift of God.”

Citaat:
“Hermy, Mart, Dilia en Anneke zijn echt sterren! Zij zijn als familie voor me.”

Tekst en foto: Marijke Dekker

Noe verliet het zonnige Thailand voor een leven met haar Hans

“Mijn hele toekomst zat in mijn buik en een klein koffertje”

HOUTEN – Noe Feikema-Sandong (37) verruilde 16 jaar geleden Bangkok voor het koude Nederland. In verwachting en met alleen een koffertje verliet ze eenzaam haar geboorteland om samen met haar grote liefde Hans hier een nieuw bestaan op te bouwen. Tegenwoordig wonen de twee samen met hun kinderen David, Dennis en Ruben in Houten en is ze eigenaresse van Get Beauty Nail & Spa. Ze mist 364 dagen zon, maar kniest niet, weet wat ze wil, stelt zichzelf doelen en gáát ervoor. Vandaag een gesprek met een kleine, maar wilskrachtige vrouw.

Noe groeit op in een klein plattelandsdorpje in het noorden van Thailand. Een streek waar armoede heerst, waar mensen hard werken en afhankelijk zijn van de oogst. Al jong weet ze dat dit niet het leven is wat zij wil. “Als klein meisje was ik eigenwijs. Eeuwenlange tradities? Leuk, maar ik wil mijn eigen leven leiden.”Als ze van haar moeder niet mag studeren, en op haar vijftiende wordt uitgehuwelijkt, loopt ze van huis weg.

“Ik dacht: als ik een uitweg zie, doe ik het.” Het lukt haar om een beurs voor de middelbare school te krijgen, en ze vertrekt naar een naburige stad. Op haar 18e verhuist ze naar Bangkok, waar ze aan de universiteit accountancy gaat studeren.

Daar ontmoet ze in 1994 de Nederlander Hans Feikema. Hij is net afgestudeerd en heeft een ticket naar Australië cadeau gekregen, met tussenstop in… Bangkok. “Daar zat hij. Te ontbijten in het restaurant waar mijn vriendin werkte. Het was geen liefde op het eerste gezicht, maar we raakten wel in gesprek.” Tijdens zijn rondreis stuurt Hans haar elke week een briefje, en een jaar later komt hij terug in Thailand voor vakantie. Langzaam bloeit er iets moois op.


Stamppot
In maart 1996 maakt Noe voor het eerst kennis met Nederland. “Ik vond het vooral zó koud… Er lag sneeuw, dat was wel prachtig en bijzonder. Het eten vond ik niet lekker: stamppot… Nu lust ik het wèl!” Noe ziet geen toekomst hier: “Ik verstond de taal niet en voelde mij echt een buitenlander.”

Toch zou nog dat jaar Nederland haar nieuwe thuisland worden. Ze is inmiddels in verwachting, en wil graag met Hans en de kleine in Thailand een gezinnetje vormen, maar hij smeekt haar naar Nederland te komen. Binnen zes weken zijn alle formaliteiten geregeld en landt ze met een zwangere buik en een klein koffertje op Schiphol: “Ik voelde mij eenzaam. In Thailand had niemand mij uitgezwaaid. Zou niemand mij missen? En wat ging ik tegemoet? Zou deze man goed voor mij zijn? Zouden onze karakters wel bij elkaar passen? Verschilden onze culturen niet te veel?”

Steun
Eenmaal in Nederland krijgt ze veel steun van haar schoonouders, en later, als ze naar Houten verhuizen, ook van hun buren Ina en Rob Veenstra. “Hun deur staat altijd voor mij open. Als ik hulp nodig heb, kan ik altijd bij hen aankloppen. Voor een kopje thee, voor een klusje.” Toch blijft het wonen in Nederland lange tijd vreemd: “Vaak dacht ik: wat doe ik hier? Het is hier koud en nat, en er zijn zo weinig mensen op straat. Vooral als het regent. Ik had heimwee en miste 364 dagen zon.”

Noe zit niet bij de pakken neer en probeert er het beste van te maken. Ze leert Nederlands en kan via een uitzendbureau aan de slag bij een Amerikaans bedrijf. Om de taal beter te leren, besluit ze impulsief om voortaan met Hans alleen nog maar Nederlands te spreken; Engels is voortaan taboe.

Kansen
Ze leert fietsen, haalt haar rijbewijs, en studeert HBO bedrijfseconomie en marketing. “Ik had gekozen voor Nederland, en dan ga ik er ook 100%voor. Ik kijk nooit terug en heb geen spijt. Op het lot heb je geen invloed, maar je kunt wel kansen creëren en kansen pakken. Dat leer ik mijn kinderen ook: grijp kansen met twee handen. Niet te lang twijfelen, maar een doel stellen, en gewoon dóen!”

Noe heeft hier nu haar bestaan opgebouwd, maar blijft toch ook echt Thais, zegt ze zelf. Het Nederlandse ‘verjaardagskringetje’ is in haar huis vervangen door een Thais buffet, maar op vakantie in Frankrijk miste ze toch al het koekje bij de koffie….

Citaat:
"Ik kon de hele wereld aan, wilde alles veranderen."

Mustafa Ridha ontvlucht Irak na Golfoorlog

“Hier word ik als mens behandeld”

LANGBROEK – Een vriendelijke, sympathieke man met een lieve lach. Mustafa Ridha is tegenwoordig gelukkig. En dankbaar. Hij leeft met zijn gezin veilig in Langbroek en heeft een fijne baan als wijkbeheerder bij Woningstichting Volksbelang. De Koerdische Irakees had vele jaren geleden ook een prima leven in Koeweit. Tot het Irakese leger Koeweit binnenviel.

Mustafa wordt 61 jaar geleden als Koerd geboren in Sulaimanya, een grote stad in Noord Irak. Als op vierjarige leeftijd zijn vader overlijdt, verhuist hij samen met zijn moeder en broer naar Koeweit, waar ook een oom van hem woont. Mustafa studeert geschiedenis aan de universiteit van Koeweit-Stad en gaat aan de slag als geschiedenisleraar.

Samen met zijn vrouw Fatima en hun zoon Kais, die in 1978 wordt geboren, leidt hij een gelukkig leven. Totdat het Irakese leger Koeweit binnenvalt. “Op 2 augustus 1990 om half 3 ’s nachts. Door de vele airco’s hebben we de inval zelf niet gehoord, maar de volgende ochtend hoorden we dat de Koeweitse regering was verdreven en de Irakese soldaten de macht hadden overgenomen. Bizar: we gingen naar bed als Koeweiti en werden wakker als Irakezen.”

Dromen in duigen
De inval betekent een keerpunt in zijn leven. Toekomstdromen die hij voor zichzelf en Kais heeft, vallen in één klap in duigen. “Ik weet nog dat Fatima tegen mij zei: ‘Ons leven is nu helemaal kapot, verduisterd’.”

Wereldwijd wordt de inval niet geaccepteerd, en al in februari 1991 moet Irak zich terugtrekken. Vanaf de bevrijding krijgt Mustafa rare reacties. “Omdat wij oorspronkelijk uit Irak kwamen, voelden wij ons niet veilig en moesten we extra voorzichtig zijn. Bovendien was ik mijn baan kwijt. Omdat ik geen verblijfsvergunning kreeg, moest ik terug naar Irak. Daar voelde ik mij ook een vreemde. Mijn leven lag immers in Koeweit.”

In Irak is de ellende nog groter en hij besluit in 1996 samen met zijn gezin te vluchten. “Het maakte niet uit waarheen, als het maar veilig was. Onze contactpersoon bracht ons naar Nederland. Ik kende het alleen als ‘het land waar men van zee land had gemaakt’!”

In Nederland komt hij in een warm bad terecht. Op Schiphol wordt hij vriendelijk door de politie opgevangen en hij is aangenaam verrast dat hij met ‘Sir’ wordt aangesproken. “Ik was doodsbang voor de politie. Hoe zouden ze mij behandelen? Zouden ze ook zo corrupt zijn? Maar het was zo anders. Ik werd als mens behandeld. Met respect. En er werd naar mij geluisterd. Het leek wel een droom.”

Dorien
Hij woont in diverse AZC’s voordat hij in mei 1997 goed nieuws krijgt: ze krijgen een woning in Langbroek. “Wat waren we blij. Maar op de kaart zagen we dat het wel een heel klein dorpje was. Zou er wel openbaar vervoer zijn?” Ze worden liefdevol opgevangen door Doreen van Beek van Vluchtelingenwerk. “Zij was onze oren en ogen, heeft ons zo gesteund. Ze bracht ons naar het arbeidsbureau, de tandarts, de huisarts, en de markt, zij vertaalde brieven voor ons en hielp met het invullen van formulieren. Geweldig. Drie maanden later heb ik zelf zo’n formulier ingevuld, want ik wilde graag onafhankelijk zijn. Maar in noodgevallen konden we altijd bij haar terecht.”

Truus en Cor
In die beginperiode komen ook Truus en Cor Vermeulen van Vluchtelingenwerk op hun pad. Heel aardige mensen, die regelmatig langskomen en hen Nederlandse les geven. Ook buurman Erik komt af en toe gezellig op de koffie.

In 1998 wordt het gezin verblijd met de geboorte van Samie en haalt Mustafa zijn inburgeringsexamen. Hij gaat direct op zoek naar een baan. “Mensen reageerden verbaasd, maar natuurlijk wil ik werken en meedoen in de maatschappij!”

Kleurrijk Wijk
Hij kan als vrijwilliger aan de slag bij de organisatie van Kleurrijk Wijk. “Ik heb veel lieve mensen leren kennen, maar voelde mij nutteloos. Er werd om de week vergaderd, en dan zat ik daar als een standbeeld… Van elke tien woorden verstond ik er één. Bovendien ben ik een doener, geen organisator.”

In die tijd ontmoet hij Anton Winkel, die hem vrijwilligerswerk bij Volksbelang voorstelt. “Heel graag!” Vier maanden later, op 1 oktober 1999, wordt zijn werk omgezet in een vaste baan. “Ik ben Anton en alle andere collega’s van Volksbelang zo dankbaar!”

Deur nemen
Mustafa, die nu Nederland als méér dan zijn vaderland ziet en onder meer geniet van de muziek van André Rieu, heeft nog heel af en toe moeite met zijn nieuwe taal. “Woorden hebben hier soms veel betekenissen. Laatst hielp ik Anton met schilderen. Hij zei: ‘Neem jij die deur, dan pak ik die andere.’ Ik ken het woord ‘nemen’ in de betekenis van ‘meenemen’ en antwoordde: ‘Nee joh, ik heb al genoeg deuren!’ We hebben er hard om gelachen!”

Tekst en foto: Marijke Dekker

Sum Du Jan Khung Tu ontvlucht Birma

“Ik wil niet tegen mijn eigen mensen vechten”

HOUTEN – Pas sinds de zomer van 2013 is hij in Nederland. De 20-jarige Sum Du Jan Khung Tu, roepnaam Jan, ontvluchtte met behulp van mensensmokkelaars zijn geboorteland Birma om in een vrij en democratisch land te kunnen leven en niet tegen zijn ‘eigen’ mensen te hoeven vechten. Helemaal alleen bouwt hij nu een nieuw bestaan en een nieuwe toekomst op. In een vreemd land, met een moeilijke taal. Maar met veel hulp om zich heen.

Jan wordt geboren in de hoofdstad van de provincie Kachin, waar hij opgroeit en naar school gaat. Als 16-jarige wordt hij van straat geplukt. “Van de regering moest ik in militaire dienst. Dat wilde ik niet. Ik wilde niet dood, ik wilde studeren!” Bovendien heeft Jan andere politieke ideeën: “Er is veel corruptie en machtsmisbruik. En een levensgroot verschil tussen arm en rijk. Ik sloot mij aan bij een onafhankelijkheidsbeweging die zich inzet voor vrijheid en democratie. Als soldaat in het leger had ik, in de burgeroorlog die nu heerst, moeten vechten aan de kant van de regering.”

Vlucht
Drie jaar lang wordt hij door het leger getraind en krijgt hij, evenals de andere soldaten, net genoeg eten om in leven te blijven. Om te voorkomen dat hij in de oorlog moet meevechten, besluit hij dan het land te ontvluchten. Een mensensmokkelaar helpt hem, voor veel geld, het land uit, en zet hem op een vliegtuig naar Nederland. “Ik was nog nooit buiten Birma geweest. En had nog nooit van Nederland gehoord.”

Hulp
Op Schiphol meldt hij zich als vluchteling. “Ik was bang, vooral als ik politie zag.” Hij verblijft twee weken in een gevangenis, en zes maanden in een AZC in Dronten, voordat hij in Houten komt wonen. Daar wordt hij omringd door hulp. Zoals van Ad Beks, maatschappelijk begeleider bij welzijnsorganisatie van Houten & Co. “Hij betekent alles voor mij, is als een vader. Hij helpt mij met het leren van de Nederlandse taal, boeken lezen, brieven schrijven, formulieren invullen, m’n huisje inrichten, alles. Maar er zijn ook andere lieve mensen om mij heen, die mij helpen.”

Toekomst
Jan is vastbesloten hier een toekomst op te bouwen. Hij werkt drie à vier uur per dag aan het vergroten van zijn kennis van de Nederlandse taal, en hoopt binnenkort aan de Universiteit Utrecht met een studie Economie en Recht te beginnen.

Eenzaam
Hij voelt zich inmiddels ‘thuis’ en ‘geaccepteerd’ in Nederland. Maar toch is er ook het gemis van Birma, het land waar hij opgroeide, en waar zijn moeder nog woont. “Daar kende ik veel mensen, en gaan mensen ook makkelijker met elkaar om. Hier voel ik mij vaak eenzaam.” Met zijn moeder kan hij alleen af en toe bellen; internet is in Birma nauwelijks beschikbaar.

Burgeroorlog
Met pijn in zijn hart volgt hij de berichtgeving over zijn land. “In mijn provincie Kachin woedt een burgeroorlog. Het regeringsleger probeert er de onafhankelijkheidsbeweging neer te slaan. Veel mensen zijn op de vlucht, of kunnen geen kant op, en verblijven in vluchtelingenkampen. Zelfs die kampen worden nu door de regering gebombardeerd. Mensen sterven van de honger, en vrouwen worden wreed verkracht. Ook (Christelijke) kerken en dorpen worden door de (Boeddhistische) regering platgebrand. Het leven is er zwaar. De westerse wereld heeft het beeld dat met het opheffen van het huisarrest van oppositieleidster Aung San Suu Kyi Birma een democratisch land is, maar zo ver reikt haar macht niet.”

Nederland is zijn nieuwe vaderland, en tegelijk blijft Birma in zijn hart zijn moederland. “Het is heel dubbel: ik ben blij dat ik hier als vrij man kan leven en wil graag een toekomst opbouwen, maar ik voel mij wel vaak eenzaam en mis mijn familie.”

Tekst en foto: Marijke Dekker

“De kracht van taal”

HOUTEN – De van oorsprong Italiaanse Elena Valbusa leerde in acht weken Nederlands. Niet verwonderlijk dus dat zij, nu ze met haar gezin in Houten woont, lessen Italiaans geeft bij het door haar opgerichte ‘Parloitaliano’, en als tolk werkt. Vandaag een gesprek met Elena over haar leven in Nederland en de kracht van taal en tweetaligheid.

Elena groeit op in haar geboortestad Verona, studeert politicologie in Padua en ontmoet op haar 18e bij toeval een Nederlander. De twee worden verliefd en trouwen zes jaar later in Italië. Ondanks de bijzonder hechte band met haar familie, besluiten ze in verband met de baan van haar man om in Nederland te gaan wonen.

Gordijnen
Haar eerste kennismaking met Nederland betekent een shock: “’s Avonds laat reden we de grens over, en het eerste wat mij opviel waren de enorme, verlichte ramen zonder gordijnen. Elk raam betekende een nieuwe wereld en prikkelde mijn nieuwsgierigheid. Wow! Op dat moment vond ik het onbegrijpelijk, maar nu zie ik die openheid als kracht. Alsof Nederlanders uitstralen: dit is wie en wat ik ben. Geen valse schaamte. Italianen laten vaak een facade zien: hoe het zou moeten zijn… Ik waardeer de openheid en de nieuwsgierigheid van de Nederlanders.”

Verjaardagskringetje
De van huis uit katholieke Elena moet wennen aan het overwegend protestante Nederland met een andere manier van leven en een ander mentaliteit. Ze is nieuwsgierig en ervaart het als een verrijking. Ze ontdekt dat ‘ja’ ‘ja’ betekent, en ‘nee’ gewoon ‘nee’. Ze merkt hoe Nederlanders de illusie hebben alles met hun verstand te kunnen oplossen en ‘een andere sensibiliteit in omgangsvormen’ hebben. Ze ziet dat het poldermodel hier werkt, maar dat men geneigd is te denken dat dit model de oplossing is voor de hele wereld. En het verbaast haar hoe verjaardagen worden gevierd: in een cirkeltje rond de koffie met gebak.

Schoonheid
Het duurt jaren voordat ze de schoonheid van Nederland gaat waarderen. “Ik kwam uit één van de mooiste landen, waar de geschiedenis uit alle poriën van de stad druipt. Hier vond ik de steden zo kaal. ‘Less is more’, dat heb ik moeten leren. Vanuit een land vol barok heb ik de subtiliteit van schoonheid leren waarderen.”

Talenknobbel
Dankzij haar talenknobbel en doorzettingsvermogen vormt het aanleren van de nieuwe taal geen probleem. Nog voor haar huwelijk kiest ze voor een ‘proefjaar’ in Nederland en leert tijdens een intensieve cursus in acht weken de toch lastige taal. Het behaalde niveau geeft haar toegang tot een Nederlandse universiteit, en ze behaalt hier een gedeelte van haar master. Door hard te studeren, veel te lezen en in de praktijk te praten, spreekt ze inmiddels vloeiend Nederlands.

Opnieuw uitvinden
Elena heeft zeker de eerste jaren veel heimwee en is dan ook dolblij als haar man een baan in Milaan vindt. Vijf jaar later sluit het filiaal echter, en verhuist het gezin naar Houten. “Omdat de verhuizing ook voor onze toen nog jonge kinderen veel betekende, heb ik bewust gekozen om meer thuis te zijn en mijn carrière voorlopig in de koelkast te parkeren. Ik moest mijzelf weer opnieuw ontdekken: wie ben ik, wat wil ik, wat kan ik?” Elena besluit om in de avonduren Italiaanse les te gaan geven. De oprichting van Parloitaliano is een feit.

Kracht van taal
Inmiddels is de taalschool flink gegroeid. Taal is dan ook helemaal ‘haar ding’. “De kracht van taal is enorm. Taal is de drager van cultuur. Een middel om te communiceren. Een hele wereld gaat voor je open. Je bent je meer bewust van andere mensen en andere standpunten. Een vreemde taal spreken betekent een grote rijkdom.”

Cool
De kinderen worden bewust tweetalig opgevoed. “Ze kunnen zonder mij als tolk met hun familie in Italië praten. Meertaligheid is ook goed voor de hersenen, en helpt bij het leren van andere talen.”

Dat haar kinderen Italiaans spreken, wordt als ‘cool’ gezien. “Maar dat geldt niet voor kinderen die Turks of Arabisch praten. Dat is jammer want ook zij zijn met twee culturen en twee talen opgegroeid en dragen daardoor een extra rijkdom met zich. Dit wordt door de samenleving helaas niet gezien. Een gemiste kans.”

Citaat:
“Een vreemde taal spreken betekent een grote rijkdom.”

Tekst en foto: Marijke Dekker

Française Aurélia Thevenet geniet van haar leven in Bunnik

Lekker op de fiets naar het pannenkoekenrestaurant!

BUNNIK – In haar hart blijft ze Française, maar stiekem heeft ze flink wat Nederlandse gewoonten overgenomen. Aurélia van Leeuwen-Thevenet (33) stapt dolgraag met man Axel en kinderen Batist (4) en Etienne (1) op de fiets om een overheerlijke, typisch Nederlandse pannenkoek te gaan eten. Ook de warme lunch heeft in de loop der jaren toch maar plaatsgemaakt voor een snelle boterham en de kinderen hoeven niet urenlang braaf aan tafel te blijven zitten. Hoe Nederlands wil je het hebben?

De in Frankrijk geboren en getogen Aurélia is net klaar met haar studie kunstgeschiedenis als ze op 23-jarige leeftijd de Nederlandse Axel ontmoet. Zijn familie heeft een vakantiewoning in de omgeving van het meer van Geneve, het gebied waar Aurélia opgroeide. Wat begint als een vakantieliefde, wordt een serieuze relatie, die vier jaar later wordt bezegeld met een huwelijk.

De twee spreken aanvankelijk samen Frans, maar al zes maanden na hun eerste kennismaking vertrekt Aurélia naar Utrecht om Nederlands te leren. “Ik was toch net afgestudeerd, en was ook in Ierland geweest voor mijn Engels en in Italië om beter Italiaans te leren spreken. Omdat ik dacht dat Axel weleens de ware voor mij zou kunnen zijn, leek het mij een goed idee om Nederlands te leren.” Samen met deelnemers uit verschillende landen wordt ze direct in het diepe gegooid, want de lessen worden in het Nederlands gegeven. “Als de docent een stoel aanwees en ‘stoel’ zei, dacht ik ‘d’accord, dat is dus een chaise’… Maar verder snapte ik er in het begin niets van… Ik vond het een moeilijke taal, ook door de zinsstructuur. Maar ik was geïnteresseerd en gemotiveerd. En de methode bleek goed te werken!”

Het pasgetrouwde stel strijkt neer in België - vooral om de tweetaligheid – maar verhuist in 2005 toch naar Utrecht. De nabijheid van Axels familie, een groot deel van hun vrienden en de werkgelegenheid spelen een belangrijke rol bij die keuze. Eind 2011 nestelen ze zich in Bunnik: “Hier hebben we meer ruimte. Bovendien zijn de mensen zo aardig. Ze maken een praatje, zijn vriendelijk en lachen altijd. We zijn ook direct warm in het dorp opgenomen. Het is echt fijn om hier te wonen. Ook de omgeving is heel mooi. Het landschap, de natuur, de Kromme Rijn, ik kan er urenlang naar kijken. En alles is zo netjes en gezellig: typisch Nederlands. Bospaadjes zijn mooi aangelegd, er is een pannenkoekenrestaurant en de kinderen mogen daar gelukkig ook gewoon lawaai maken!”

Aan enkele typisch Nederlandse gewoonten moest ze wel even wennen. “Vrienden bij wie we in het begin gingen eten, vroegen of ik iets wilde drinken en ik zei ‘nee, bedankt’. In Frankrijk wordt er dan steevast nog drie keer gevraagd of je écht niets wilt drinken, waarna je uiteindelijk toch ‘ja’ zegt. Maar zij vroegen het niet nogmaals… en ik kreeg dus niets te drinken. Allez, dacht ik, dat werkt niet zo! De volgende keer moet ik direct ‘ja’ zeggen!”

Enthousiast is ze over de fiets. “Een leuk vervoermiddel! Lekker buiten, gezond, veel vrijheid. Ik weet nog dat ik mijn eerste fiets kocht: ik wilde perse een fiets met handremmen, anders had ik het niet gedurfd. Maar daarna heb ik een echte omafiets gekocht: geweldig!” Ooit wil ze een fotoreportage maken over de manier waarop Nederlanders de fiets gebruiken: “Ik zie fietsen met lange bagagedragers, fietsen met drie kinderen erop, fietsen met een golfkarretje…. Zelfs zag ik eens een man zijn fiets wassen in de wasstraat!”

Mist ze Frankrijk? “Niet zozeer het land; wel mijn familie en vrienden. Ook is het jammer voor mijn ouders dat ze veel bijzondere momenten missen. Maar ik bel vaak en ga twee maal per jaar naar Frankrijk. Dan is het ook weer goed. En verlang ik weer naar huis: naar Bunnik.”

Citaat:
“Ik wil nog eens een fotoreportage maken over de manier waarop Nederlanders de fiets gebruiken!”

Zeki Shehu ontvluchtte Kosovo

“Een mens moet kunnen leven zoals hij wil”

WIJK BIJ DUURSTEDE – De Albanese Kosovaar Zeki Shehu (42) ontvlucht in 1993 als dienstweigeraar zijn geboorteland. Met het plan om na een maand of drie weer terug te keren naar Kosovo, waar de oorlog in voormalig Joegoslavië dan vast afgelopen zal zijn. Maar het loopt anders. Zeki vraagt asiel aan in Nederland, studeert rechten aan de Universiteit van Utrecht, blijft politiek actief, en bouwt hier een nieuw bestaan op.

Zeki wordt geboren in Kosovo waar hij na het gymnasium in Pristina rechten gaat studeren. Als student is hij politiek actief en hij keert zich tegen het regime van Milošević. “We kwamen in opstand tegen de onderdrukking van Albanezen en demonstreerden voor meer mensenrechten en vrijheid.” In 1991 sluit het regime de universiteit, waardoor Zeki samen met meer dan 30.000 Albanese studenten op straat komt te staan.

Al snel wordt een parallelle universiteit opgericht, waar de Albaneestalige studenten in privé huizen les krijgen van hun hoogleraren: “We zaten zonder schoenen op de kale grond. In grote groepen opeengepakt, maar wel heel gezellig.”

Kanonvlees
Niet veel later breekt de oorlog uit. Zeki is dan 22 en wordt, evenals alle Albanese jongeren, opgetrommeld om te vechten voor het Servische leger. “Het regime wilde vooral Albanezen naar het front in Kroatië en Bosnië sturen. Met slechte wapens. Als wij werden vermoord, was dat minder erg. Albanezen werden gedwongen om vooraan te staan; anders kreeg je de kogel.”

Geitenpaadje
Zeki weigert principieel om voor het Servische leger te vechten en al snel zit de politie hem op de hielen. Hij schuilt bij familie, maar uiteindelijk vlucht hij toch, met hulp van een oom. Via een geitenpaadje wordt hij te voet Kosovo uitgesmokkeld. “Ik was bang, want de dag ervoor waren daar nog vier mensen gedood.”

Door kennissen van zijn oom wordt Zeki in Bilthoven opgevangen. Nederland kent hij dan alleen nog van de ‘kanalen, koeien en voetbal’. “Ik was heel nieuwsgierig en vond het schitterend dat iedereen Engels sprak. Zelf sprak ik ‘MTV-Engels’. Aanvankelijk dacht ik dat men behulpzaam wilde zijn, maar later ontdekte ik dat het soms ook te maken heeft met een soort superioriteitsgevoel. Zelfs toen ik jaren later prima Nederlands sprak, bleven ze Engels tegen mij praten. Best irritant, eerlijk gezegd.”

Het plan om na drie maanden terug te keren naar een onafhankelijk Kosovo mislukt, als blijkt dat de oorlog voortduurt. Hij vraagt asiel aan, wat hij, na verblijf in diverse AZC’s, vijf jaar later krijgt.

Ondertussen zorgt de oprichter van de Stichting voor Albanese Studenten in Nederland dat Zeki, ondanks zijn status als asielzoeker, mag studeren. Zeki ‘vreet’ alle mogelijke cursussen Nederlands, rondt een uitwisselingsprogramma Internationaal Recht succesvol af, volgt een speciaal voor hem ontwikkelde cursus Nederlands en wordt als eerste Kosovaar in Nederland toegelaten tot de reguliere rechtenstudie aan de Universiteit Utrecht. Ook richt hij de Coördinatie Raad voor Albanezen in Nederland op.

Snoepbomen
In 2003 verhuizen Zeki, zijn toenmalige, uit Wijk bij Duurstede afkomstige, vriendin, en hun drie kinderen naar Wijk. Hun buurman blijkt Karel Schneider te zijn. “Hij is echt mijn inspiratiebron. De manier waarop hij zich inzet voor de samenleving, oog heeft voor de maatschappij.” Karel blijkt bovendien over magische krachten te beschikken. “Hij vertelde onze kinderen dat als ze een snoepje in onze moestuin zouden stoppen, er een snoepboom zou groeien. Telkens gingen ze kijken, maar… tevergeefs. Tot er plots drie heuse snoepbomen stonden: Karel had boompjes geplant en volgehangen met snoep!”

Momenteel werkt Zeki als projectleider en ontwikkelaar bij VluchtelingenWerk Oost-Nederland, neemt deel aan diverse denktanks, is voorzitter van de lokale D66-afdeling, en heeft een eigen bedrijf.

Wereldburger
Hij is geworteld in Nederland, maar voelt zich in beide landen eigenlijk een ‘buitenlander’: “Hier wordt mij soms gevraagd wat ik in de Nederlandse politiek te zoeken heb. Terwijl ik Nederlander ben, en het ook mijn politiek is. En als ik mij in Kosovo met de politiek bemoei, krijg ik te horen dat ik als Nederlander daar niks meer te zoeken heb… Nee, uiteindelijk is voor mij het land waar ik woon geen onderdeel van wie ik ben. Ik voel mij een wereldburger. Een mondiale burger die actief participeert in de samenleving waar hij woont, maar ook zijn eigen bagage en eigen cultuur heeft.”

Tekst en foto: Marijke Dekker

Mana verlaat Georgië voor haar ’prins op het witte paard’

“Ik voel mij de schoonzus van Nederland”

HOUTEN – Het rijtjeshuis in Houten ruikt naar versgebakken chatsjapoeri, een lekkernij uit Georgië. In de huiskamer tal van spullen uit dat land, maar ook een bosje Hollandse oranje tulpen. De uit Georgië afkomstige 38-jarige Mana Bleeker-Ottmer, een sterke, positieve vrouw met een stralende lach, woont nu ruim twee jaar met haar zonen Luka (19) en Nika (16) en haar Nederlandse echtgenoot Peter in Nederland. “Ik wil de taal goed leren spreken, mij verdiepen in de cultuur én… dolgraag werken.”

Mana wordt geboren in Tbilisi, de hoofdstad van Georgië, en studeert Kunst aan de universiteit. Al op zeer jonge leeftijd trouwt ze en wordt ze moeder. Ze werkt, ook na haar scheiding, als choreoloog bij een Georgisch dansgezelschap en als projectcoördinator bij het Ministerie van Cultuur. “Een geweldige tijd. Heel interessant, en ik ontmoette veel mensen.”

Net als ze denkt dat de liefde er voor haar niet meer in zit, ontmoet ze in de zomer van 2010 de Nederlandse Peter. Hij bezoekt zijn neef, de stiefzoon van zijn broer die met de vriendin van Mana is getrouwd. “Het was vuurwerk! Echt liefde op het eerste gezicht.”

Vanaf dat moment reist Peter voortdurend heen en weer tussen Georgië en Nederland. Mana maakt met Kerst voor het eerst kennis met Nederland, wat haar meteen  heel goed bevalt. “Ik ben gek op cultuur en tradities. Cultuur is voor Georgiërs heel belangrijk: dans, zang, koken, wijn, tafeltradities, oude gebruiken. Ik heb veel respect voor culturen van andere landen, en wil mij graag verdiepen in de Nederlandse.”

First Lady
Nederland kent ze dan nog nauwelijks. Ze kent het land vooral dankzij de Nederlandse Sandra Saakasjvili-Roelofs, negen jaar lang de presidentsvrouw en daarmee First lady van Georgië. “Ik vind haar geweldig. Zij heeft zo veel projecten gedaan voor Georgiërs, en vooral voor vrouwen en (wees)kinderen. Mijn grote wens is om haar eens te ontmoeten. Zij heeft ooit gezegd ‘Ik voel mij de schoonzus van Georgië’; ik voel mij nu de schoonzus van Nederland!”

Midden 2011 trouwen Peter en Mana en vestigen zich vervolgens in Houten. “In het begin voelde ik mij bang en eenzaam. Een nieuw land, nieuwe taal, nieuwe mensen om mij heen. En werkloos. Een draai van 180 graden. Ik miste mijn ouders, vriendinnen, land, hoofdstad, werk. Ja, ik had soms heimwee, maar ik was bij mijn grote liefde en mijn zonen, en besloot er helemaal voor te gaan. Ik ging die moeilijke taal leren, en probeer mensen te leren kennen.”

Lieve schoonouders
Inmiddels voelt ze zich meer thuis. Dat is vooral te danken aan vriendinnen en haar lieve schoonouders, Anke en Wim. “Ik ben gek op ze. Zij hebben mij in hun hart en in hun armen gesloten, mij welkom geheten, mij zoveel support en begrip gegeven. Ik ben ze zo dankbaar. Ook andere mensen trouwens: iedereen is zo vriendelijk.”

Nederland vindt ze heel mooi: “Alles is zo mooi en netjes. De bloemen, de huizen, en hardwerkende mensen. Wel moest ik wennen aan alle regels.”

Werkloos
Helaas is Mana, ondanks talloze sollicitaties, nog altijd werkloos: “Ik wil alles doen. In een winkel werken bijvoorbeeld. Of nog liever: in een banketbakkerij.  Daarvoor wil ik in de toekomst graag een studie volgen. Door te werken hoop ik meer mensen te ontmoeten en de taal beter te leren spreken. Ik wil graag zelfstandig en onafhankelijk zijn, mijn plaats vinden, hier echt leven, meedoen.”

Positief en enthousiast als ze is, geeft ze nu af en toe kookworkshops, zoals voor (K)ook voor jou van Cursus & Co, is ze inspirator bij de Houtense Krachtfabriek, en is ze bezig met het opzetten van een website voor de verkoop van Georgische souvenirs, kaas en wijn. “Ik ben trots op Georgië, op de cultuur, op de (kook)kunst, op de kaas en de wijn, en ik wil mensen er graag kennis mee laten maken.”

In de verre toekomst wil het gezin misschien in Georgië gaan wonen. “Dan mag Peter Georgisch leren – dat is nog moeilijker!”

Citaat:
“Ik wil graag mijn plaats vinden, meedoen, hier echt leven.”

Tekst en foto: Marijke Dekker

Huisarts Groenendijk neemt na 33 jaar afscheid

“Het is nu tijd voor iets anders”

BUNNIK – Na 33 jaar met hart en ziel dorpshuisarts te zijn geweest, legt Will Groenendijk (62) per 1 januari zijn werkzaamheden neer. “Ik ben nog steeds met veel plezier huisarts, maar het is nu tijd voor iets anders”, zegt hij zelf. Samen met ’t Groentje blikt hij terug op zijn jaren als gezinsarts. “Een mooi, zwaar, vaak ook eenzaam beroep, waarbij ik altijd op zoek ging naar de boodschap achter de klacht, en meeliep in de levens van mensen.”

Als 28-jarige huisarts neemt Will Groenendijk in 1980 de praktijk van dokter Kuenen over. “Een bereikbare dorpshuisarts wilde ik zijn. En met de volle breedte van de geneeskunde bezig zijn. Door geneeskunde te combineren met psychologie, psychotherapie en zingeving, wilde ik er echt geneeskúnst van maken. Ieder mens is immers verschillend.”

Geneeskunst
Zijn spreekuren lopen standaard een uur uit. “Samen met de patiënt wil ik kijken naar de boodschap achter de klacht. Soms betekent dat een gesprek in plaats van pillen. Onvrede vertaalt zich vaak in lichamelijke klachten. Men zegt niet voor niets ‘het duizelt me’ of ‘het ligt zwaar op de maag’. Je kunt een pil geven, maar je kunt ook vragen wát er zwaar op de maag ligt. Daarvoor heb je tijd nodig. Via een lichamelijke klacht kun je vaak op het spoor komen wat er écht aan de hand is. Dat is geneeskúnst.”

Groenendijk, die ook acht jaar als co-therapeut in de psychosynthese werkzaam is geweest, komt in actie als in 2006 de nieuwe zorgverzekeringswet wordt ingevoerd. Als bestuurslid van de Huisartsen Vereniging ZW Utrecht probeert hij visie en beleid te ontwikkelen om de huisartsgeneeskunde zo veel mogelijk te behouden. “De huisartsenzorg wordt steeds zakelijker en meer protocollair. De mens verdwijnt als individu. Ziekte wordt door verzekeraars gezien als schade. Zij krijgen inhoudelijk steeds meer invloed en willen van de zorg een concurrerende markt maken. Het product dat wij leveren moet steeds transparanter en meer meetbaar zijn. De invloed van een gesprek tussen arts en patiënt is echter niet te meten. Maar wel van onschatbare waarde.”

Vertrouwensrelatie
“De eerste 12 jaar deden wij ook verloskunde. Dan ontstaat er een vertrouwensrelatie met de patiënten, zodat je echt gezinsarts kunt zijn. Ook stervensbegeleiding is in onze praktijk van groot belang. Al vanaf de diagnose bouwen we een sterke band op om ook het laatste deel van het leven op een menswaardige manier te kunnen begeleiden. Gelukkig kan, mede door meer technische mogelijkheden, 90% van de patiënten thuis sterven.”

Mannelijke energie
In de afgelopen drie decennia heeft hij de opmars van vrouwelijke huisartsen meegemaakt. “Jammer dat de mannelijke energie aan het verdwijnen is. Juist die balans tussen mannelijke en vrouwelijke artsen is erg belangrijk. Om die reden heb ik in 1992 een vrouwelijke associé gezocht. Al die jaren heb ik samen met Mura Franssens de praktijk gedragen.”

Gezondheidscentrum
Groenendijk vindt het jammer dat het hem niet gelukt is om een gezondheidscentrum van de grond te krijgen. “Dat was een grote ambitie van mij. Korte lijnen, samenwerking, goede samenhangende zorg. Ik hoop van harte dat het er toch ooit gaat komen.”

Midden in samenleving
Ondanks zijn drukke baan als huisarts, is Groenendijk actief in zijn dorp. Hij is jarenlang bestuurslid van de lokale tennisverenging, carnavalsvereniging, en voetbalvereniging, waar hij ook lange tijd de jeugd traint. Bovendien is hij werkzaam als jeugdarts bij FC Utrecht.

En nu?
Hij zit vol plannen en dromen voor de toekomst. Reizen, lezen over psychologie, filosofie en Zen/boeddhisme, gitaar leren spelen, tennissen. “Nu ben ik nog fit. Samen met mijn vrouw Marga ga ik binnenkort enkele maanden naar Suriname, mijn geboortegrond. Verder heb ik plannen om filosofie en kunstgeschiedenis te gaan studeren. Maar dat doe ik pas als ik 72 ben, en achter een rollator loop!”

“Ik kijk tevreden terug op mijn periode als huisarts. Het was mooi om op deze manier met mensen te kunnen werken. Of ik, als ik nu 18 was, weer dit beroep zou kiezen? Ja, waarschijnlijk wel. Het was mijn plek in de gezondheidszorg.”

Tekst en foto: Marijke Dekker

Citaat:
Samen met de patiënt wil ik kijken naar de boodschap achter de klacht

Usseb ontvluchtte Syrië

“Hier mag ik mijzelf zijn”

WIJK BIJ DUURSTEDE – Pas 17 jaar oud is Usseb Karakhalil als hij zijn geboorteland Syrië ontvlucht. De Koerd komt terecht in Nederland,waar hij veilig is, maar zich aanvankelijk alleen en onbegrepen voelt. Gelukkig ontmoet hij in het asielzoekerscentrum Marie Wiggers, die hem die vreemde, moeilijke taal leert. Marie, die hij gaat beschouwen als zijn ‘Hollandse moeder,’ steunt hem en hun warme band blijft bestaan tot haar overlijden in 2011. Zij is één van de mensen die ervoor zorgen dat Usseb zich nu thuis voelt,echt geland is.

In de keuken van Usseb (40) en Caroline hangen vrolijke tekeningen van hun kinderen Milan, Sjirin en Esma. In Nederland heeft Usseb zijn draai allang gevonden, daarover geen twijfel. Fijn gezin, prima baan, leuk huis. Maar toch; zorgen zijn er ook. Over de gevolgen van de burgeroorlog die zijn geboorteland op dit moment teistert. “Dagelijks zie ik op televisie en internet hoe mijn geboortestad Aleppo verder wordt verwoest. Het is één grote ruïne.  Mijn grootvader, mijn ouders en mijn zussen zijn inmiddels naar Turkije gevlucht. Maar ook daar is het leven allesbehalve gemakkelijk.”

Drieëntwintig jaar geleden ontvluchtte Usseb zelf al Syrië. “Als puber begon ik steeds meer te beseffen dat Koerden als tweederangs burgers werden behandeld. Zo was het voor ons verboden om op school onze eigen taal te spreken. Als we dat onderling toch deden, en een ‘spionerende’ leerling merkte het, werden we voor de ogen van de hele klas gestraft en vernederd. In opdracht van de leraar duwden een aantal kinderen ons tegen grond. Vervolgens sloeg de docent met een stok hard tegen onze voetzolen.”

Samen met andere jongeren komt Usseb in verzet. Ze willen verandering: een democratische rechtsstaat, autonomie voor de Koerden, jezelf kunnen zijn. In het geheim brengen ze hun boodschap onder de aandacht, met pamfletten en andere onschuldige acties. Een van zijn vrienden wordt door de Syrische geheime dienst opgepakt; dan wordt het ook voor Usseb te gevaarlijk. In het geheim steekt hij de grens over naar Turkije. Vandaar uit weet hij via een smokkelroute Nederland te bereiken.

Zo komt hij terecht in het Asielzoekers Centrum in Leersum. “ Daar zat ik dan, in een vreemde wereld vol vreemde mensen die allemaal heel dicht op elkaar leefden. Heel beangstigend. Ik had geen contact met mijn familie, en mijn leven in een miljoenenstad  was in één klap verruild voor een klein dorpje middenin de bossen. Ik kon geen Nederlands en sprak nauwelijks Engels. Ik kon aan niemand uitleggen wat ik had meegemaakt of wat ik bedoelde. ”

Een tolk geeft Usseb een woordenboek, dat hij uit zijn hoofd leert: “Ik kende alle woorden, maar kon geen zinnen maken!” Gelukkig kruist Marie Wiggers zijn pad.  De gepensioneerde onderwijzeres vangt hem op, regelt een taalcursus en geeft hem wekelijks een paar uur bij haar thuis taalles. “Ik noemde haar mijn ‘Hollandse moeder.’ Bij haar kon ik altijd terecht. Ook later, toen we al in Wijk woonden en kinderen hadden, ging ik nog vaak bij haar langs.”

Ineke Wolff van Vluchtelingen Werk en Lummy van Meurs, vrijwilligster in het AZC, steunen Usseb eveneens. “Ze hielpen mij met praktische zaken, zoals het inschrijven bij de hogeschool en het aanvragen van studiefinanciering. Ook voerden we lange gesprekken – over conflicten in de wereld, en hoe je met problemen omgaat. Mede dankzij hen, is het gelukt om hier kunnen aarden. Een plant die je uit de grond trekt, en ergens anders er weer instopt, heeft tijd en energie nodig om wortel te schieten. Zo was dat met mij ook. ”

Citaat:
“Een plant die je uit de grond trekt, en ergens anders er weer instopt, heeft tijd en energie nodig om wortel te schieten. Zo was dat met mij ook. ”

Tekst en foto: Marijke Dekker

Annie Viladrosa is al 40 jaar ‘tijdelijk’ in Nederland

“Net of ik in Madurodam woon”

WERKHOVEN – Ze is vriendelijk, ziet er stralend en tot in de puntjes verzorgd uit, en spreekt vloeiend Nederlands, met een charmant Frans accent. Annie – met de klemtoon op de tweede lettergreep! – Viladrosa woont inmiddels veertig jaar in Nederland, maar mist haar geboorteland Frankrijk nog dagelijks. Over twee jaar hopen zij en haar partner Gerard te stoppen met werken, hun hoekwoning in Werkhoven – ‘met postzegeltuintje’ – te verkopen en zich te vestigen in La Douce France.

Annie wordt 61 jaar geleden geboren in Châteauroux, een provinciestad in Midden-Frankrijk. Haar bijzondere achternaam dankt ze aan haar Spaanse vader, haar geboorteplaats aan haar Franse moeder.

Op haar 20e ontmoet ze tijdens een vakantie aan de Spaanse kust in een discotheek de dan 22-jarige Gerard Hofman uit Werkhoven. De twee zijn tot over hun oren verliefd, en als Gerard na afloop van de vakantie weer terugkeert naar Nederland, schrijven de twee elkaar stapels liefdesbrieven. De vakantieliefde neemt snel serieuze vormen aan, en slechts vier maanden na hun eerste ontmoeting trouwen les deux amoureux in Frankrijk.

Madurodam
Ze besluiten in Nederland te gaan wonen. “Voor Gerard was het vanzelfsprekend, en mij maakte het niet uit. Ik houd van reizen en vond het eigenlijk wel een exotisch idee. Hij had in die tijd lang haar, net een hippie. Leuk!” Na de bruiloft blijft Annie nog even in Frankrijk om haar werk af te ronden, maar in februari 1974 komt zij dan toch naar Werkhoven, waar Gerard inmiddels twee kamers op een bovenverdieping heeft gehuurd. “Alles was zo klein!”, herinnert Annie zich. “Werkhoven, ons huis, alles was superklein. Alsof we in Madurodam woonden! Maar ik vond de omgeving wel heel leuk: het platteland, de koeien, de molens, de weilanden, de kleine huizen, en vooral… veel fietsen! Wel verbaasde ik mij destijds over de vele thuisbevallingen en het beperkte aantal (fulltime) werkende moeders. Dat laatste had mogelijk niet alleen te maken met de cultuur, maar vooral ook met de weinige voorzieningen op het gebied van kinderopvang.”

Van de Nederlandse taal begrijpt ze aanvankelijk geen woord. “Ik wist alleen ‘Ik hou van jou’, maar dat kon ik moeilijk tegen iedereen zeggen..! Dan kijken ze mij ook zo raar aan. Ik vond het zo’n moeilijke taal, en bovendien zo lelijk en hard. Die harde ‘g’ en die moeilijke ‘h’. En dan de woorden met verschillende medeklinkers achter elkaar, zoals ‘angstschreeuw’ of ‘achtentachtig’. Vreselijk.”

Zeven ons?
Gaandeweg leert ze de taal steeds beter beheersen – met vallen en opstaan. “Gewoon proberen, gewoon doen. Ik heb veel fouten gemaakt, maar daarvan leer je én het zorgt soms voor komische situaties”, lacht Annie. “Zo ging ik in die beginperiode boodschappen doen bij de Spar in Werkhoven. Ik wilde zeven plakjes ham kopen, maar kende alleen het woord ‘zeven’. En wist niet dat men in Nederland gewend was om een aantal ons te bestellen…. Neeltje, de eigenares van de winkel, was heel lang bezig, en ik zag de snijmachine maar draaien… Op een gegeven moment heb ik alleen maar ‘stop!’ geroepen, maar ik kon niet uitleggen wat er fout was gegaan. Natuurlijk heb ik alle ham netjes betaald!”

Kindermeisje
Al snel vindt ze een baan als Franstalig kindermeisje bij de familie Fentener van Vlissingen, maakt na een maand de stap naar een internationaal bedrijf, volgt een taalcursus, en werkt, diverse functies en organisaties later, nu vier dagen per week als secretaresse bij een Utrechts ingenieursbureau, een functie waarbij haar kennis van de Nederlandse taal perfect moet zijn.

Mannie Annie
Op haar vrije vrijdag past ‘Mannie’  - een mooie samentrekking van het Franse woord voor oma (‘mamie’) en ‘Annie’ - op Isa (5) en Sam (1,5), twee van haar vijf kleinkinderen, en de kinderen van hun zoon Cédric. Hun andere zonen, Pépé en Gaël, wonen met hun partners en kinderen Raoul (9) en Léon (7) en Manon (1,5), in respectievelijk Midden- en Zuid-Frankrijk: “De kleine Manon hebben we pas drie keer gezien, maar we skypen en facetimen vaak. Natuurlijk in het Frans.”

Heimwee
Veertig jaar na haar komst naar Nederland mist Annie altijd nog haar geboorteland. “Mijn moeder, zus en broer wonen er nog, en nu natuurlijk twee zonen met hun gezinnen. Ook het weer mis ik.” Gerard en Annie zijn van plan om over twee jaar naar Frankrijk te verhuizen: “Een mooi huis in de omgeving van Anjou of Poitiers, met een zwembad voor de kleinkinderen en een grote tuin! Ik heb altijd het gevoel gehad hier tijdelijk te zijn – Frankrijk is en blijft toch mijn vaderland.”

Citaat:
“Ik wilde zeven plakken ham, maar kreeg zeven ons!”

Tekst: Marijke Dekker

Kim werd in Korea in een mandje te vondeling gelegd

“Ik ben nu helemaal verwesterd”

WIJK BIJ DUURSTEDE – Kim de Ligny (45) leeft samen met haar man Mark en hun dochters Soraya (18) en Saïra (16) een gelukkig leven in een nieuwbouwwijk in Wijk bij Duurstede. Hoe anders begon haar leven: als pasgeboren baby’tje werd zij door haar biologische ouders in Zuid-Korea te vondeling gelegd, opgevangen in een weeshuis, en als kleuter geadopteerd door een Nederlands echtpaar.

Op de trap voor het weeshuis in Kwang Ju City, zo’n 500 kilometer ten zuiden van Seoul, vindt een verzorgster in maart 1967 een mandje met daarin een pasgeboren baby. Het kindje wordt liefdevol opgevangen en krijgt de namen Kyung-ok Kim. De (achter)naam Kim is de familienaam van de directrice.

“Niemand wist hoe ik heette; in het mandje lag geen briefje, omdat mijn biologische ouders niet opgepakt wilden worden. Maar tegelijkertijd was het duidelijk dat zij het allerbeste voor mij wilden: ze hebben mij vermoedelijk uit armoede niet kunnen verzorgen, maar hebben mij bewust achtergelaten bij een weeshuis waaruit veel kinderen werden geadopteerd.”

Andere naam, andere leeftijd
In 1973, als Kyung-ok 6,5 jaar oud is, wordt ze geadopteerd door Maria en Peter Batjes uit Spijkenisse, die al drie ‘eigen’ kinderen hebben. Omdat het meisje eigenlijk al te oud is om geadopteerd te worden, wordt door het kindertehuis haar geboortedatum aangepast: volgens de nieuwe papieren is ze 5 jaar oud. In Nederland verandert ook haar naam. Omdat haar voornaam moeilijk uit te spreken is, wordt haar achternaam voortaan als voornaam gebruikt.

De in verhouding met de andere kinderen oudere en rijpere Kim bereidt zich in het weeshuis op haar vertrek naar Nederland voor: “Ik wist dat ik naar grote, blanke mensen zou gaan. En dat ze een heel andere neus dan ik hadden.” Samen met andere adoptiekinderen wordt ze naar Nederland gebracht: haar eerste reis buiten Korea. “In een zaal bij Schiphol kregen we een naambadge op en zaten alle adoptie-ouders te wachten. Tot dat moment hadden mijn ouders alleen een foto van mij gezien. Voor ons was het een schok: al die vreemde mensen...”

Spontane omhelsing
Kim kan zich het moment niet meer herinneren, maar van haar ouders hoort ze later dat alle kinderen stokstijf en gespannen blijven staan, maar zij direct op haar nieuwe vader afstapt en hem omhelst: “Een man van 1,93 meter!”

Kim spreekt alleen wat Koreaans, en de eerste tijd moet ze met handen en voeten met haar ouders communiceren. Ook op de kleuterschool kan ze niet met de andere kinderen praten: “Ik verstond en begreep ze niet, en sprak geen woord Nederlands. Ik zat stilletjes in een hoekje.”

Door thuis en op school toch maar te proberen te praten, leert ze spelenderwijs die moeilijke, nieuwe taal. “Toch heb ik zelfs nu nog moeite met de grammatica. Vooral lidwoorden en zinsopbouw vind ik nog altijd lastig.”

Spion
Als Kim jaren later samen met Mark en haar ouders tijdens een vakantie terugkeert naar haar ‘roots’, wordt het een reis met een wrange bijsmaak. “Bij aankomst op het vliegveld werd ik eerst al urenlang door de douane en politie vastgehouden op verdenking van spionage voor Noord-Korea. Een fijn begin… Later werd ik op straat voortdurend nagewezen en uitgelachen. Omdat ik bij drie westerlingen liep, dachten mensen dat ik een prostitué was.”

Maar er zijn ook mooie momenten. Zoals de geur en het eten - ze herkent ze direct. En de hereniging met haar toenmalige verzorgster, Ms Soony Park. “Na al die jaren riep ze ogenblikkelijk: ‘My child!’. Dat was zo mooi. Op dat moment was ze al 83 jaar oud; een jaar later zou zij overlijden. Er is zelfs nog via een lokaal tv-station geprobeerd om mijn biologische ouders terug te vinden, maar dat leverde niets op. Dat geeft niet, het is goed zo.”

Thuis
Nederland is nu haar vaderland, haar thuis. Naar Korea wil ze nooit meer terug. “Ik hoor hier, omringd door heel veel lieve mensen!”

Tekst en foto: Marijke Dekker

Damian Murphy was born down under

“Sport is mijn leven”

HOUTEN – Fysiotherapeut en eigenaar van FysioWorkshop Houten Damian Murphy verlaat op 21-jarige leeftijd zijn geboorteland Australië om te gaan backpacken door Europa. Het begin van een leven dat zich afwisselend in Australië en in Nederland afspeelt. Zijn kinderen en zijn bedrijf houden hem hier, maar in zijn hart kiest hij voor Australië: “Daar zijn mijn ouders en drie zussen, en er is volop zon!”

Damian (53) wordt geboren in Melbourne en verhuist op zijn 15e naar het platteland. Na de middelbare school werkt hij als automonteur bij zijn vader in de garage, en op z’n 21e besluit hij samen met een vriend naar Europa te vertrekken. “Het avontuur trok! Skiën in Oostenrijk en een half jaar backpacken door Europa.” Het plan is om daarna terug te keren, maar dat loopt anders, als hij in Oostenrijk verliefd wordt op een Nederlandse.

Zo klein
Damian maakt kort daarna voor het eerst kennis met dit land. “Het was heel vreemd. Alles was zo klein: kleine huizen, weinig ruimte, drukke wegen. Ik vond het wel heel grappig om al die fietsers te zien. Wat een gekrioel bij een stoplicht. In Australië zit iedereen in een auto, hier is veel meer interactie. Ik vond het gelijk ook een vrolijk land met vriendelijke mensen.”

De twee besluiten samen een leven op te bouwen in Australië, waar ook hun twee kinderen worden geboren. Toch kan zijn vrouw niet echt haar draai vinden. Als dan haar vader erg ziek wordt en het verlangen naar haar eigen land groeit, verhuist het gezin naar Nederland. “Het is een heel ander leven, een andere mentaliteit”, vertelt Damian. “In Australië verhuis je gemakkelijker: er zijn toch genoeg huizen. Ook is er veel meer ruimte. Een boot op een oprit, een opslagplaats voor motoren, dat is daar heel normaal. Hier ben je beperkter in wat je kunt doen.”

Open
Ook de mate van openheid verschilt. “In Nederland ben je pas welkom bij iemand thuis als je hem of haar heel goed kent. In Australië leer je juist mensen beter kennen omdat je bij elkaar thuiskomt. Als je iemand tijdens het sporten ontmoet, nodig je hem uit voor een bbq bij je thuis. Ook mogen ze gerust blijven logeren. Maar ook hier heb ik een leuk leven: veel contacten en veel mensen over de vloer!”

Roodkapje
Damian is vastbesloten om de Nederlandse taal te leren. Na twee jaar cursussen volgen, kan hij zich goed redden. “Ik was in Australië al begonnen - met ‘Roodkapje’! Het leren van de taal viel mij mee, het is een logische taal.”

In die jaren is hij in Bunnik één van de eerste fulltime huisvaders. “Ik had verwacht dat Nederland veel moderner was, en dat er al meer sprake was van een eerlijke verdeling van zorg en werk tussen man en vrouw.” Het bloed kruipt waar het niet gaan kan, en al snel gaat hij in de avonduren aan de slag als squashleraar (“natuurlijk in het Nederlands!”) en studeert aan de Hogeschool Utrecht fysiotherapie.

Sport, sport, sport
Zijn leven draait om bewegen en sport.Tennis, squash, basketbal, golf, zwemmen. Op zijn 15e wordt hij in Australië zelfs derde bij het nationale motocross kampioenschap. “Het is daar eenvoudiger om allerlei sporten te beoefenen. Je spreekt onderling een competitie af, koopt voor een paar dollar een shirt, en sporten maar. Hier moet je lid zijn van een club, een tenue aanschaffen, trainen. Het is onbetaalbaar om als kind aan allerlei sporten te doen. Gevolg: er wordt al op jonge leeftijd voor één sport gekozen, waardoor het lichaam eenzijdig wordt belast, en bij intensieve sportbeoefening flink overbelast.”

Verlangen
Samen met zijn tweede, eveneens Nederlandse, vrouw Brenda woont hij nu in Odijk. Tussen de koeien en weilanden, maar met de stad om de hoek. “In Melbourne moet je een uur reizen voordat je een weiland ziet!”

Hoewel Damian zich altijd geaccepteerd heeft gevoeld, en echt geland is, blijft het verlangen naar Australië aan hem knagen. “Ik mis mijn ouders, de zon, en de mensen die op straat ook gewoon met onbekenden een praatje maken.”

De twee zijn van plan om in ieder geval elk jaar een maand in Australië te verblijven. “En hopelijk kan dat in de niet te verre toekomst meer worden.”

Tekst en foto: Marijke Dekker

Fatima Boui werd als kleuter uit Marokko weggeplukt

“Ik heb de weggesneden warmte nooit teruggevonden”

WIJK BIJ DUURSTEDE – Als klein meisje van vijf moet ze plotsklaps haar geboorteland Marokko verlaten. Het gezin voegt zich bij haar vader, die hier dan al jarenlang als gastarbeider werkt. De boerderij vol gastvrijheid en warmte wordt verruild voor hoge flats in een koud land. Zonder uitleg, zonder toelichting. Fatima kiest onbewust voor overleven: ze spreekt binnen een maand de nieuwe taal en past zich aan. Toch blijft ze in haar hart Marokkaanse. Ook de zoektocht naar de warmte van haar moederland blijft. Fatima Boui (38) woont met haar man Chaib en hun kinderen Noura Lina (9), Rida (6) en Nadia (6) in Wijk bij Duurstede en is werkzaam als stewardess en Zumba-lerares.

De allereerste herinnering aan haar onverwachte emigratie staat op haar netvlies gebrand: “In de wegrijdende bus keek ik om en ik zag onze hond achter mij aanrennen. Dat beeld is nooit meer weggegaan.”

Voor het uit vader, moeder en zeven kinderen bestaande gezin, dat besloten heeft het prachtige Rifgebergte te verlaten om zich bij de al jaren in Nederland werkende vader te voegen, om het gezin een economisch betere toekomst te bieden, heeft een hond slechts de functie om een huis te beschermen; de dieren gaan niet mee. De kleine Fatima huilt hartverscheurend en begrijpt het niet. Ze was altijd omringd door dieren, en nu… Er wordt haar evenmin verteld waar ze heen gaan, en waarom.

De emigratie heeft een grote impact op de kleuter: “Ik snapte er niets van. Van het ene op het andere moment stapte ik in een totaal andere cultuur. Daar stond ik ineens, in Zeist, tussen hoge flats en hoge bomen. Verwonderd luisterde ik naar de vogels in de bomen. Ze klonken anders, het waren andere vogels dan die ik kende. Om mij heen ijskoude gebouwen en afstandelijke mensen, die een onbegrijpelijke taal spraken. Ik kwam uit een gastvrije cultuur, waar de deuren van huizen open stonden – letterlijk en figuurlijk. Een cultuur vol warmte en liefde. Ik vond het zo gek dat iedereen zo afstandelijk deed. En dat ik bijvoorbeeld bij vriendinnetjes niet mocht blijven eten. Bij ons was iedereen altijd welkom en er was eten in overvloed.”

Om te overleven kiest Fatima dan onbewust voor één cultuur: de Nederlandse. Binnen één, twee maanden spreekt ze vloeiend Nederlands. Maar tegelijkertijd beheerst ze het Marokkaans niet meer: “Ik had altijd Berbers gesproken, maar was het plotseling helemaal kwijt. Ik moest letterlijk met handen en voeten met mijn ouders communiceren. Alsof mijn keuze dat deel letterlijk had geblokkeerd.”

Bij de jonge Fatima vindt een metamorfose plaats. “Ik werd goed in alles waarmee ik destijds niet kon omgaan. Allemaal op eigen kracht. Niemand begreep mij. Een eenzame weg… Afstandelijk? Zakelijk? Het lukte me. Achteraf gezien puur om te overleven. Pas als volwassene ontdekte ik dat ik van binnen niet echt zo ben. Dat ik daarom ook altijd het gevoel heb gehad op zoek te zijn. Mogelijk ben ik daarom ook – onbewust – stewardess geworden. Op zoek. Naar datgene wat ik niet meer kon zien. Op zoek naar warmte. Die weggesneden warmte heb ik nooit teruggevonden. Maar ik heb er nu vrede mee. Het is goed zo. Nu, op mijn 38e, begin ik mijn leven te snappen. En zie ik het opgroeien in twee extreem verschillende werelden juist als een verrijking.”

Een nieuw bestaan in Marokko opbouwen, is geen optie. “Ik heb hier mijn leven, mijn familie. In Marokko heb ik niets meer. Ik begrijp hun gedachtewereld, maar ben te veel Nederlandse om zelf zo te denken en te leven. En ik kan nu de warmte die ik mis, in mijzelf oproepen. Alles wat ik als kind onbewust heb weggedrukt om te overleven, het offer wat ik heb gebracht om de taal vloeiend en accentloos te spreken en mij volledig aan te passen, komt op die manier toch weer in mijn leven terug.” 

Tekst en foto: Marijke Dekker

Chotimah Verbon werd als baby geadopteerd

“Dromen komen wel degelijk uit!”

WIJK BIJ DUURSTEDE – De in Indonesië geboren Chotimah wordt als klein baby’tje geadopteerd door Nederlandse ouders, en groeit op in Wijk bij Duurstede. Ze voelt zich volop Nederlands, geniet van haar jeugd en blijkt een getalenteerde danseres. De dromen die ze als klein meisje heeft, worden waarheid: door hard te werken en met steun van haar ouders. Als ze op haar 27e teruggaat naar haar geboortestreek, voelt ze zich daar toch direct ‘thuis’. Het terugvinden van haar moeder en haar zeven broers en zussen is haar volgende droom…

Chotimah wordt in 1979 als achtste kind van het gezin geboren in een dorpje op Java. Tijdens de zwangerschap overlijdt haar vader, en na twee maanden komt de kleine Chotimah in een weeshuis terecht. Ondertussen is de adoptieprocedure in volle gang en na een kort verblijf bij ‘opa en oma Pinatih’, die voor Wereldkinderen werken, mag ze als baby van een half jaar oud mee met haar adoptieouders Elly en Harry Verbon.  

Van jongs af aan zijn zij open over de adoptie en het is nooit een ‘issue’. Chotimah gaat naar basisschool De Wegwijzer en geniet van haar jeugd. “Ik werd nooit gepest om mijn huidskleur of omdat ik anders was dan de rest. Terwijl er vroeger maar weinig kinderen waren met een ander kleurtje.” Ook is ze in een liefdevol nest terecht gekomen, met ouders die haar steunen en haar alle kansen bieden.

Bal gehakt
Ze heeft een kleurtje, maar voelt zich van binnen Nederlands. En verkiest in haar jeugd spinazie met een bal gehakt boven Aziatisch eten. Op vakantie naar Indonesië, zoals haar ouders voorstellen, wil ze niet: “Ik zei ‘Waarom zou ik terug willen? Ik heb het hier zo fijn’!”

Thuiskomen
Tot het op haar 27e toch begint te kriebelen. Samen met haar ouders en haar vriend reist ze af naar haar geboorteland. Met een brief met daarop de duimafdruk van haar moeder. De duimafdruk waarmee haar moeder destijds afstand van haar deed. Zodra ze voet op Indonesische bodem zet, voelt ze zich ‘thuis’: “Gek, want ik kan mij natuurlijk niets meer van die tijd herinneren. Maar het voelde als thuiskomen. Een vreemd gevoel dat ik nooit eerder had gehad. Langzamerhand werd ik toch steeds nieuwsgieriger naar mijn verleden.”

Helaas levert de zoektocht in het geboortedorp uiteindelijk niets op. “Het leek net alsof ik in het tv-programma ‘Spoorloos’ zat, maar dan zonder camera’s.” Wel bezoekt ze het voormalige kinderweeshuis en ‘opa Pinatih’. “Na dat gesprek was het boek voor mij gesloten. Het was goed zo.”

Armoede
Ze schrikt van de armoede die ze aantreft. “Krotten zag ik, en mensen die niks hebben. Ik kreeg er kippenvel van. Hier zijn kinderen blij met een I-phone, daar met een blikje en een touwtje eraan. Ik dacht niet ‘zo had ik ook kunnen leven’, maar het heeft wel mijn ogen geopend. Door die ervaring, maar ook door het ouder worden, ben ik nog meer gaan relativeren en ben ik blij met kleine dingen.”

Dansschool
Met het oprichten van haar eigen dansschool Bailadora gaat er een droom in vervulling. “Als meisje van 7 droomde ik vaak over beroemd worden. Ik schreef in mijn vriendinnenboekje dat ik, als ik later groot was, een dansschool wilde beginnen en dansdocent wilde worden. Nooit gedacht dat 17 jaar later mijn droom in vervulling zou gaan.” Ook een andere droom komt uit: spelen in een musical. Ze wordt aangenomen op de Miss Saigon school, waar ze wordt opgeleid tot ‘understudy’.

Dromen kunnen echt uitkomen”, vertelt Chotimah. “Dat wil ik kinderen ook meegeven: stel jezelf een (mooi) doel en wie weet komt jouw droom uit.”

Blije gezichtjes
Ze droomt er nu van om ooit haar moeder, broers en zussen te ontmoeten. “In de toekomst zou ik graag een aantal jaren in Indonesië wonen, mijn biologische familie vinden, en in een kindertehuis werken. Wat zou ik graag die kinderen leren om te dansen en te zingen. Even iets anders te kunnen bieden dan ellende en armoede. Hen iets leren én zorgen dat ze een leuke jeugd hebben. Die blije gezichtjes – daar doe ik het voor.”

Citaat:
“Het voelde als thuiskomen. Een vreemd gevoel dat ik nooit eerder had gehad.”

Tekst en foto: Marijke Dekker

Française schrijft Nederlands kinderboek

“Hier kreeg mijn leven een verrassende wending

HOUTEN – In Frankrijk leidde Isabelle een doorsneeleven. Als kind had ze zeven naamgenootjes in haar klas en na haar opleiding zou ze waarschijnlijk altijd onderwijzeres zijn gebleven. Tot ze de Nederlander Johan ontmoette. Haar komst naar Nederland gaf haar leven een totaal andere wending: ze leerde een ander land, een andere cultuur, andere gewoonten en een andere taal kennen. Kreeg samen met Johan twee prachtige dochters: Léna en Elora. En schreef een kinderboek – in het Nederlands!

Het wiegje van Isabelle (45) staat in een voorstad van Parijs. Ze groeit er op, volgt een opleiding tot onderwijzeres en werkt twee jaar als juf op een basisschool, als ze in 1991 tijdens een vakantie in Frankrijk Johan Aarts ontmoet. Het is liefde op het eerste gezicht. Wat begint als een vakantieliefde, groeit binnen twee weken uit tot een serieuze relatie.

Na twee jaar lang op en neer rijden tussen Frankrijk en Nederland, trouwen les deux amoureux en settelen zich in Nederland. Die keuze is niet moeilijk: “Johan was net samen met een vriend een eigen bedrijf begonnen, en ik had de luxe positie dat ik onbeperkt onbetaald verlof kon opnemen, zonder mijn baan te verliezen. Ik kon zonder al te veel risico’s in dit avontuur stappen.”

Brood
Isabelle ziet haar komst naar Nederland als een uitdaging, en heeft zin om zich aan te passen. Wel moet ze even wennen. Aan brood bijvoorbeeld. “In Frankrijk eet men twee maal daags warm. Brood tussen de middag? Dat was echt wennen! En dan de tafel helemaal gedekt met pindakaas, hagelslag…. Ik kende ‘vermicelli chocolade’ alleen als versiering voor taarten en ijs. Dat zijn dure potjes! Toen ik Johan op de camping ontmoette was ik helemaal verbaasd over al die hagelslag die hij in een plastic doos bij zich had: waarom had hij zo ontiegelijk veel dure potjes taartversiering gekocht?!”

Inmiddels is ze superblij met de broodmaaltijd. “Ik wil niet meer anders! Mijn moeder kookt nog altijd 14 keer per week warm… Dit is veel praktischer!”

Gedreven
In hoog tempo leert Isabelle de taal. Ze is gemotiveerd en gedreven: “Ik vond het frustrerend dat ik de taal niet sprak. Bij feestjes praatten mensen wel even in het Engels met mij, maar dat lukte niet de hele avond. Ook in winkels stond ik met een mond vol tanden. Ik werd er depri van.”

In de beginjaren leiden pogingen om de nieuwe taal te spreken soms tot komische situaties. Zoals de dag waarop ze haar bruidsjurk gaat uitzoeken en haar wordt gevraagd of ze iets op haar hoofd wil dragen. Ze heeft zich goed voorbereid en het woord ‘sluier’ opgezocht. In alle onschuld antwoordt ze: “Ja, graag een luier!”

Kinderboek
Twintig jaar later spreekt en schrijft ze vloeiend, rap en nagenoeg foutloos Nederlands. Ze is inmiddels zo geworteld en voelt zich ook in de taal zo thuis, dat ze zich waagt aan het schrijven van een kinderboek. “Ik zou het niet eens meer in het Frans kunnen. Na al die jaren spreek ik de taal van de Franse kinderen niet meer. Er is in de taal en in het land zoveel veranderd.”

“Hier staan kinderen veel meer centraal dan in Frankrijk. Jeugdjournaal, Kinderboekenweek, Sinterklaas…. Er wordt van alles voor kinderen gedaan, en er wordt meer rekening met ze gehouden. Kinderen spelen buiten, en hoeven op de basisschool geen huiswerk te maken. Hier mogen kinderen kind zijn.  Ik ben oprecht blij dat onze dochters niet op een Franse school zitten.”

Met het schrijven van het boek komt een droom uit: “Ik heb altijd willen schrijven, maar er kwam niets van of ik durfde niet. Tegelijk heb ik zoveel inspiratie.  In 2004 ben ik voorzichtig begonnen – niemand wist het. Stiekem schrijven en cursussen volgen. Ook maak ik deel uit van een schrijfgroep.”

Isabelle voelt zich inmiddels meer Nederlands dan Frans. Zelfs de namen van de personages in het kinderboek waarmee ze onlangs onder haar pseudoniem Isabelle Quinn debuteerde, zijn oer-Hollands!

Citaat:
“Brood tussen de middag? Dat was echt wennen!”

Tekst en foto: Marijke Dekker

Deel deze pagina